Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 24 juli 2025


Aa-a-a-a!.... Nee maar 't is om te gillen: "Hij die U minnen zal tot aan zijn dood "Heeft wenkbrauwen en haren rood." "Da's de meneer uit den badstoel van vanmiddag!" "Kom meisjes, doe toch niet zoo kinderachtig! Zouen we nou maar niet gaan verzitten? Kom Hendrik!" "Toe tantetje, nog één golf!" "'t Wordt zoo guur, kinderen." "Oe! Oe! Hoera!" ", dat scheelde weinig!"

Maar hij dacht, dat er van hen geen sprake was, dat zij zelven te geerne anderen brandden, dat hij elders moest zoeken. En gedurig herhaalde hij in zich zelven: Raakt het Noorden Kussend het Westen Rampspoed is uit. Vind de Zeven En den Gordel. Laas, sprak hij, in dood, bloed en puinen, Zeven vinden, Zeven branden, Zeven minnen! Mijn arme geest wordt gefolterd, want wie dan verbrandt zijne minne?

De vurige drang van zijn gemoed doet hem meer dan eens den afstand tusschen God en den mensch vergeten; maar telkens doet de rede hem dan later die kloof duidelijk zien en brengt zij hem tot de besliste verklaring, dat de creatuur niet God kan worden en dat men de eenheid tusschen God en den mensch, waarvan hij spreekt, verstaan moet slechts "in minnen", niet "in naturen".

Deze godin blijkt de "moeder der scoenre minnen" te zijn; zij bemoedigt hem en hij spreekt haar toe.

Maar voordat hij haar heeft toegekrijscht: "Ja, hef den dolk omhoog, ontzie mij niet, Rijt open deze borst en geef den stroomen Van 't bloed dat binnen in mij ziedt een uitweg!" heeft hij haar gesmeekt: "Ween niet! Gij zijt zonder schuld. Van af mijn jongste jaren heb ik niets Bemind als 'k u zoû kunnen minnen, zuster...." Dit bewijst dat in zijn hart iets op haar reinheid heeft geantwoord.

Wij gingen 't zonbegloeide slotplein binnen, Waar eenzaam bloeide blanke acacia, En sloegen, zwijgend, met verrukte zinnen, Dit bouwwerk van vervlogen eeuwen ga: "O tijd," zoo dacht ik "hoe moet elk U minnen, "Die liet den Tijd zoo hecht een schoonheid na, "Dat zij nog thans, wat wankle of nieuw ontsta, "Ten hemel beuren blijft de trotsche tinnen.

Met Rijmbijbel en Sinte Franciscus Leven had MAERLANT werken gegeven die zijns inziens beter lectuur waren dan de door hem verworpen dwaasheden "van minnen ende van stride". De kennismaking met Latijnsche kerkliederen en eigen godsdienstige overpeinzingen brachten echter ook nog andere geestelijke poëzie uit hem voort, waarop wij nu het oog moeten richten.

Deze vonk is de gedachte.” „Ach,” klaagde de lelie, „kan ik dan de uwe niet zijn in den gloed, gelijk die thans in mij brandt? Zoude ik u nog meer kunnen minnen dan nu en zoude ik u als thans kunnen aanschouwen, wanneer gij mij vernietigt?”

Weinig werken van RUYSBROECK vertoonen in hun bouw eene zoo strenge symmetrie als dit; toch kunnen wij in de meeste wel iets daarvan terugvinden. Het Boek van den Tabernakel geeft eene voorstelling van het mystieke leven of van "den loop der minnen", gesymbolizeerd in den Tabernakel en zijne talrijke onderdeelen.

"Ter wereld is geen vuiler volk", zegt hij in zijn Minnen Loop; die vuile honden leven in allerlei zonde; vrouwen slaan, daar stellen zij eene eer in; schelden kunnen zij, "maer sy en willen niet ten zwaerde"; hebzuchtig, onbetrouwbaar, verraderlijke gifmengers, leugenaars, roovers dat zijn zij.

Woord Van De Dag

dompelende

Anderen Op Zoek