United States or Gabon ? Vote for the TOP Country of the Week !


Ik zag haar de eetzaal inkomen, maar ik voelde niet, dat zij mijn moeder was, Gösta Berling. Ik groette haar als een vreemde en noodigde haar uit mee aan te zitten en aan den maaltijd deel te nemen. Zij wilde mij toespreken alsof ik haar dochter was; maar ik antwoordde, dat zij zich vergiste: mijn ouders leefden niet meer; zij waren beiden overleden op mijn trouwdag. "Toen kwam zij in haar rol.

Vol vreugde scheen hij me eerst terwijl zijn handen<i/> Droegen mijn hart, en in zijn armen had Hij mijn Meestres, sluimrend in lichtrood kleed; Toen riep hij haar; en van mijn hart dat brandde, Zag ic hoe zij schuchter, schoon gehoorzaam, at.... En klagend vlood hij als in bitter leed.

"Jan van Gistel zal sterven; hij moet rekenschap over de dood van Deconincks oude vriend geven. Maar dit zij de enigste." "Zullen de andere bastaarden dan ongestraft blijven? Zie, Meester, dit gedacht pijnigt mij, ik kan het niet over mijn hart krijgen." "Hun straf zal groot genoeg zijn, de schaamte, de verachting zij hun deel; wij zullen ze honen en misprijzen.

Zie, ik zal het u nog eens vertellen.... Ik lag te bed in onzen waggon; al biddend en met de handen nog te zamen was ik in slaap gevallen. Ik begon te droomen, dat ik in eene groote kerk op eenen stoel zat. Er was muziek; het orgel speelde, en men zong zoo schoon op het doxaal, dat ik mijn hart van ontroering voelde kloppen.

En ik wist niet meer te zeggen of mijn oom, mij sprak van mijn dierbaar dal of wel van mijne lieve vrouw. Langzaam beklommen wij de berghellingen.

En mijne onbewuste oogen tooveren plotseling een verrassend beeld op mijn rustig-blank brein. Het is me opeens, alsof al die slapende kerels hunne zorgen voor een tijdlang afgehangen hebben. Ze hangen daar aan de zoldering, die zorgen, op een lange rij, naast elkander.

Hij beduidde mij, dat zijn familie buiten op het dek was en ik maakte mijn gebrek aan wellevendheid van zooëven weer goed, door dadelijk de familie binnen te noodigen. Zij verscheen terstond. De vrouw was een groote, donkere verschijning van echt Eskimotype, Kokko geheeten, en ongeveer veertig jaar oud. Haar zoon schatte ze op tien jaren; hij was een eerste bengel.

Ja wel, een kogel, dat zou nog het verstandigste zijn; dat heeft immers mijn vader ook geholpen, zooals Blanka mij zeide, toen ik haar nog eenmaal dringend verzocht, met mij hier op Derenberg te wonen; zij was bang verklaarde zij in dit sombere nest, waar de laatste eigenaar zich zelf van het leven had beroofd; ha, ha! Allemaal redenen, waar een verstandig mensch niets tegen zeggen kan!"

Arsenia nam mij zeer nauwkeurig op en sprak toen: "Wel, wel, Laura, dat is een heel aardige jonge man en ik geloof wel dat ik met hem tevreden zal zijn." Vervolgens richtte zij het woord tot mij: "Mijn goede vriend, gij bevalt mij en ik heb u slechts één ding te zeggen, gij zult over mij tevreden zijn als ik het over u ben."

Behalve, dat ik van natuur niet beschroomd ben, deden de ijdelheid, om op een goeden voet te zijn met de maitresse van een grooten heer en meer nog de hoop, om van haar meer dan vier keer het bedrag van mijn losprijs te krijgen, mij besluiten dit avontuur te wagen, welke gevaren er ook aan verbonden zouden zijn.