Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 6 juni 2025
Wij zijn rondom de hoeve, houdt uwen adem in. Uilenspiegel klopt op de deur, de honden bassen. Hij klopt nogmaals; een venster wordt geopend en de boer, die het hoofd buitensteekt, vraagt: Wie zijt gij? Hij ziet niemand dan Uilenspiegel: de anderen zijn verborgen achter de keet. Uilenspiegel antwoordde: Messire Bossu gelast u oogenblikkelijk bij hem, naar Amsterdam, te komen.
In dien tijd ook was Willem de Zwijger, Prins van Oranje, gedwongen messire Lumey, graaf van der Marck, zijnen graad van admiraal te ontnemen, uit oorzake van de ijselijke wreedheden, die hij bedreef. Hij benoemde messire Bouwen Ewoutsen Worst in zijne plaats.
Wie zijt gij? vroeg messire Worst. Ik ben, zeide hij, Lamme Goedzak, kok op de vlieboot den Briel. En als al de groote geleerden, die sterrekijkers beweren te zijn, zoo goed in de sterren kunnen lezen als ik in mijne sausen, zouden zij ons kunnen zeggen, dat het dezen nacht zal dooien, met groot gedruisch van tempeest en van hagel; maar de dooi zal niet aanhouden.
Hierna, toen ze het samen eens werden, sinjeur Ciappelletto de bescherming en gunstige brieven van den koning ontving en messire Musciatto vertrokken was, ging hij naar Bourgondië, waar haast niemand hem kende. Daar begon hij, tegen zijn natuur, op goedaardige en vriendelijke manier die schulden te innen en deed, alsof hij gekomen was om tot het uiterste het twisten te verhinderen.
Soldatenwoord is gulden woord! 's Anderen daags, kwam een bode vanwege messire Lumey, met bevel de negentien gevangen monniken te doen overbrengen van Gorkum naar den Briel, alwaar de admiraal zich bevond. Zij zullen gehangen worden, zei kapitein Marinus tot Uilenspiegel. Toch niet zoolang ik zal leven, antwoordde hij. Mijn vriend, zeide Lamme, spreek zóó niet tot messire Lumey.
Toen sprak de baljuw tot de aanwezige heeren en edellieden: Herkent gij den beklaagde voor messire Joost Damman, zoon van den schepene van de keure van Gent? Ja, zeiden zij. Kendet gij, sprak hij, messire Hilbert, zoon van Willem Rijnvisch, schildknaap?
Artur en zijn gemalin Guenievre zitten aan tafel op de twee ereplaatsen, en om die ronde tafel heen alle ridders zonder onderscheid van rang. Zijn neef Gawein is het voorbeeld van een held, de bloem der ridderschap, de »chevalier sans peur et sans reproche". Hij is het schild van allen die in moeilikheden zijn, die altijd op 't laatste ogenblik hulp brengt, de ideale vriend die de held bijstaat zo die hem bij zijn grote daden nodig heeft. Hij is hoofs, opgewekt, heeft de vrouwen lief maar nog meer de strijd; altijd wordt hij geroemd wegens »mesure", zijn takt en zelfbeheersing en met bizondere hoogachting behandelen de dichters hem wanneer zij hem »Monseigneur" en »Messire Gauvain" noemen. Zijn beroemdste avontuur is dat met de groene Ridder een oude Keltiese bosreus, die geheel in 't groen gekleed, op een groen paard gezeten op het Nieuwjaarsfeest bij koning Artus verscheen en de aanwezigen uitdaagde tot een wedstrijd in moed en kracht. Hij bood aan, zijn hals een ridder voor te houden die dan toe mocht houwen, op voorwaarde dat hij een jaar daarna zich op die wijze tot beschikking van »The Green Knight" zou stellen. Niemand durft de uitdaging aannemen, behalve Gawein. Die slaat de reus het hoofd af maar... maar dood-kalm zet die het weer op en roept Gawein tegen het volgende Nieuwjaar een tot weerziens toe bij »de groene Kapel"; daar moet Gawein de slag in ontvangst nemen. Ofschoon het zo goed als de dood voor hem betekent, gaat die toch tegen het volgend jaar, zo als hij nu eenmaal beloofd heeft, op reis om de groene kapel te zoeken; gedurende zijn tocht wordt ook zijn loyaliteit als vriend o.a. tegenover verleiding van vrouwen, op de proef gesteld, zoals naderhand blijkt door de groene ridder zelf ; d
Maar Jeanne behoeft geen oogenblik te aarzelen, hare stemmen duiden haar aan tot wien zij zich wenden moet en vastberaden treedt zij op den kapitein toe met de woorden: »Ik ben door Messire tot U gezonden, opdat gij den dauphin zult doen weten, dat hij stand houde en zijnen vijanden geen slag moet leveren.«
Terwijl messire Lumey aan tafel zat, welke vol wijn en vol vleesch stond, kwam een bode van Gorkum, vanwege kapitein Marinus, met het afschrift van de brieven des Prinsen van Oranje, "lastende en bevelende aan al de voogden van steden en andere plaatsen, de geestelijken in gelijke veiligheid, zekerheid en privilege te houden als de andere standen des volks".
Men hoort hen spreken. Zij zeggen: "Die luie Geuzen liggen te slapen. Aan ons de schat van Lissabon". Zij steken hunne toortsen weer aan. Ziet gij hunne bestormingsladders en hunne leelijke tronies, en de breede linie van hun aanvalsfront? Zij zijn duizend en meer. Honderd passen! riep messire Worst. En men hoorde een geluid als van een donder, en een jammerlijk gehuil op het ijs.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek