United States or Belgium ? Vote for the TOP Country of the Week !


Buiten het bereik van de kogels, speelde Nele op de pijp, in de schans. Heel de vloot werd genomen. Als de dooden geteld werden, vond men er duizend langs de zijde der Spanjaards, driehonderd langs den kant van de Geuzen; onder hen bevond zich de kok van de vlieboot den Briel. Uilenspiegel vroeg om voor Treslong en de matrozen te spreken, hetwelk Treslong hem geerne toestond.

Wie zijt gij? vroeg messire Worst. Ik ben, zeide hij, Lamme Goedzak, kok op de vlieboot den Briel. En als al de groote geleerden, die sterrekijkers beweren te zijn, zoo goed in de sterren kunnen lezen als ik in mijne sausen, zouden zij ons kunnen zeggen, dat het dezen nacht zal dooien, met groot gedruisch van tempeest en van hagel; maar de dooi zal niet aanhouden.

Hebt gij de vlieboot gezien, die laatst onze vloot kwam versterken, en weet gij wie daar alle dagen speelt op de vedel? Ten gevolge van de laatste verkoudheid, zeide Lamme, tuiten mijne beide ooren en ben ik wat doof. Waarom lacht gij, mijn zoon? Maar Uilenspiegel vervolgde zijn rede en sprak: Eens hoorde ik heur een Vlaamsch liedeken zingen, en heure stem was zoo zoet als die van een engel.

Toen de kapitein van de vlieboot de sloep zag naderen en Lamme als een duivel wriggelen, liet hij eene ladder uitwerpen.

Zij is 't, antwoordde Lamme, zij is 't, mijne vrouw, daar in die sloep, welke de vlieboot omvaart; ja, om de vlieboot, van welke die zangen en die vedeltonen kwamen. Nele was ook op het dek geklommen. Snijd de koorden door, mijne vriendin, zei Lamme. Ziet gij niet, dat mijne wond genezen is? Heur zachte hand heeft ze verbonden; zij, ja, zij. Ziet gij ze rechtstaan in de sloep? Hoort gij?

Lamme antwoordde met horten en stooten: Ik sliep, reeds aan de beterzijde. Eensklaps dof gerucht. Stuk hout klopt op het schip. Sloep! Op het gerucht een matroos toegeloopen: Wie daar? Een zoete stem, de heure, mijn zoon, de heure antwoordt: "Vrienden". Vervolgens grovere stem: "Vive le Geus: bevelhebber van vlieboot Johanna moet Lamme Goedzak spreken". Matroos laat de ladder beneden.

Zie, wat schoone vlieboot, zeide Lamme, die weldra, uit ongeduld, de plaats van den roeier ingenomen had. De romp en de masten van de vlieboot kwamen slank uit op den frisschen morgenhemel, die, als verguld kristal, gekleurd werd door de rijzende zonne. Terwijl Lamme dapper doorwrikte, vroeg Uilenspiegel hem: Zeg ons nu hoe gij ze terugvondt.

Uilenspiegel sneed de koorden door: Lamme sprong in zijn wit linnen hooze, zonder wambuis, uit zijn bed, en wilde zelf de sloep in zee laten. Zie hem bezig, zeide Nele tot Uilenspiegel: zijne handen beven van ongeduld. Toen de sloep gereed was, daalden Uilenspiegel, Nele en Lamme er in met eenen roeier, en deze wriggelde naar de vlieboot, die, verre in de reede, op anker lag.

Op de vlieboot zeide men mij, dat mijn man hem gevangen nam. Wat! riep Lamme, die monnik dien ik vetmest, is.... Hij zelf, antwoordde Kalleken, terwijl zij heur aangezicht met heure handen bedekte. Eene akst! eene akst! zeide Lamme, dat ik hem doode, dat ik het vet van dien geilen bok bij opbod verkoope! Gauw, laat ons naar het schip terugkeeren. De sloep! Waar is de sloep?

Dit zeggende, gaf hij krachtdadige riemslagen; het was als de gespannen koord van eenen boog, die den pijl in de lucht schiet. Naarmate zij de vlieboot naderden, zeide Lamme: Daar staat zij op het dek, zij speelt op de vedel, mijn beminnelijke vrouw, met heur goudbruine lokken, heur bruine oogen, heur frissche koonen, heur bloote, ronde armen, heur witte handjes. Vlieg over den vloed, sloep!