United States or Australia ? Vote for the TOP Country of the Week !


Als het zoo is, zei de monnik tot Kalleken, ga dan, ontuchtige vrouwe; ga dan met dien dikzak; ga, ik hef mijne verdoemenis op, maar God en al zijne santen houden u in het oog: ga met dien dikzak, ga! En hij zweeg, blazend en zweetend. Plotseling riep Lamme uit: Hij zwelt op, hij zwelt op! Daar is de zesde kin: de zevende kin is de geraaktheid!

Nele riep: 't Is Kalleken Huybrechts, het schoone Kalleken! Ik ben het, sprak zij, ja, Kalleken, maar schoon is ze niet meer! En zij zette een jammerlijk gezicht. Wat hebt gij gedaan, vroeg Lamme, wat zijt gij geworden? waarom liet ge mij zitten? waarom wilt gij mij weder verlaten?

Zijt gij droef, man? vroeg Kalleken hem. Neen, zeide hij, ik ben gelukkig: zult ge mij niet meer verlaten? Nooit! zeide zij.

Ik volgde u; ik had een schoone som gelds op zak, want ik verteerde niets voor mij zelve; ik zag, dat gij honger hadt: mijn hert trok naar u, ik had medelijden en liefde! Waar is hij nu? vroeg Uilenspiegel. Kalleken antwoordde: Na een onderzoek, bevolen door den magistraat, en eene nasporing van de boozen, moest broer Adriaensen de stede Brugge verlaten, en hij nam de wijk naar Antwerpen.

Op de vlieboot zeide men mij, dat mijn man hem gevangen nam. Wat! riep Lamme, die monnik dien ik vetmest, is.... Hij zelf, antwoordde Kalleken, terwijl zij heur aangezicht met heure handen bedekte. Eene akst! eene akst! zeide Lamme, dat ik hem doode, dat ik het vet van dien geilen bok bij opbod verkoope! Gauw, laat ons naar het schip terugkeeren. De sloep! Waar is de sloep?

Vervolgens zijne vrouw, zijn Kalleken, in de armen drukkend, voegde hij er bij: Kijk, gij moogt knorren of balken, maar ik neem ze mee, gij zult ze niet langer geeselen! Maar de monnik, in woede ontstoken, zeide tot Kalleken: Gij keert dus terug naar uw leger van wellust, o zinnelijke vrouwe!

Gij waart zuiver en trouw, zegt gij; maar, zoet, lief Kalleken, ik leefde enkel om u weder te vinden, en nu zal, door de schuld van dien monnik, ons geluk vergiftigd zijn door jaloerschheid.... Zoodra ik droef zal wezen of enkellijk moede, zal ik u in verbeelding naakt zien, uw schoon lichaam onderwerpende aan die schandelijke geeseling.

... En nu, zeide hij tot de Geuzen, ik beveel u aan God, u, Uilenspiegel aan God, u allen, mijn goede vrienden, aan God, Nele mijne vriendin, aan God, de heilige zaak van de vrijheid: ik kan niets meer voor haar.... Vervolgens, als hij iedereen omhelsd had, zeide hij tot zijne vrouw Kalleken: Kom, het is het uur van onze wettige liefde.

Zij wilde hem omhelzen en kussen, maar hij stiet heur van zich af. De weduwen, zeide zij, zwoeren vóór hem, nooit te zullen hertrouwen. En Lamme aanhoorde heur, gedachteloos in zijn jaloersche droomerij. Kalleken vervolgde, beschaamd, heure rede: Hij wilde, zeide zij, geen andere biechtelingen dan jonge en schoone vrouwen of meidekens: de anderen stuurde hij naar den paap heurer parochie.

En Lamme sprong op van geluk en riep blijde uit: Zij was trouw, de monnik heeft het gezegd! Leve Kalleken! Doch zij, weenend en sidderend, zeide: O, Lamme, neem die verdoemenis over mij weg! Ik zie de helle! Neem de verdoemenis weg! Monnik, trek de verdoemenis in, gebood Lamme. Ik zal het niet doen, dikzak, antwoordde de monnik.