Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 7 juli 2025
Deze heeft hem alsdan hoog geprezen en hem zijne bescherming beloofd. Ik zal tot hem en tot nog anderen gaan, en hemel en aarde verroeren om bij uwen vader te geraken. Laat de hoop, dat ik zal gelukken, u troosten, en kom nu maar goed door zonder veel te spreken. En gij, Meken, houd u wat stil; het helpt er toch niet aan, dat gij de kinderen doet krijschen.
"Volgens zijne uitleggingen, Meken, kan vader niet vrijkomen dan nadat het tribunaal bijeen is geweest en een vonnis heeft uitgesproken. Eer dat het tribunaal daarover vergadert, zullen er nog weken verloopen, maanden misschien, en mijn arme vader zal zoolang in het kot blijven. Ach, dat wij toch niets van hem vernemen! God weet, Meken lief, is vader niet ziek van verdriet!"
"Ach, gij goed Sanderken!" murmelde de vrouw, "de vruchten zijn zoet als wijn; maar nog zoeter, kind, is mij uwe vriendschap. Bedank in mijnen naam den notaris en zeg hem, dat Meken Verhelst voor hem zal bidden." Zij betastte het korfje. "Is dat alles voor mij, Sander?" "Ja, Meken, voor u, voor u alleen." "Dan mag ik er mede doen wat ik wil?" "Zeker, gij moogt ze altemaal alleen opeten."
"Gaat gij nu weder krijschen, Sander?" "Ik krijsch niet, Meken, maar het is toch te wreed!" "Ja, kind, het is onmensenschelijk en wreed. Ze zien uwen vader dus aan voor eenen schrikkelijken booswicht? Ons zoo onmeedoogend beletten, hem te bezoeken en te troosten; zelfs niet toelaten, dat wij vernemen of hij gezond of ziek is!
Onderwijl legden zij tersluips van hunne aardbeziën op de telloor der grootmoeder, totdat deze eindelijk uitriep: "Het is wonder! Ik, die zot ben naar aardbeziën, kan bijna niet meer gapen, zooveel dunkt mij, heb ik er van gegeten." "Nog zoo weinig, Meken!" bemerkte Sander. "Zeker wel twaalf of vijftien, kind." "Niet meer dan zes of zeven, Meken, wees zeker."
Gelooft gij niet, dat het waarheid zou kunnen worden?" "Ach, Meken lief, ik zou het zoo gaarne gelooven, het is toch zoo schoon!" antwoordde het jongsken treurig; "maar wat de schoolmeester mij heeft gezegd, doet mij er anders over denken." "En wat heeft de schoolmeester u gezegd?"
"Wel, het is goed, kind lief; dan zullen wij er dezen avond eens kermis mede houden ter eere van den notaris." Op dit oogenblik kwam van den kant waar de waggon stond, eene nog tamelijk jonge vrouw met een kind op den arm. "Jan, gij moet met Meken naar huis komen," zeide zij, "het avondeten staat op tafel. Wacht niet, of het wordt koud. Zie ons Barbeltje de handen tot u uitsteken, och arme!"
Zij hadden een goed eind weegs in zulke doodsche stilte afgelegd, toen Sander met teruggehoudene stem tot de blinde zeide: "Meken lief, gij lacht zoo vroolijk! Wat denkt gij dan?" De oude vrouw vertraagde haren stap en antwoordde hem: "Sanderken, blijf wat achter met mij. Uwe moeder ziet alles in het zwart.
Na haar vluchtig te hebben omhelsd, zette hij haar het korfje op den schoot en riep: "Meken, Meken lief, ik heb alweder iets voor u van mijnheer den notaris! Aardbeziën, Engelsche, groote roode; ze smaken als klompen suiker! Daar, Meken, proef ze eens!" En dit zeggende, stak hij de blinde vrouw twee of drie aardbessen in den mond.
Zij gelooft mij niet; maar ik ben wel zeker, dat mijn schoone droom mij van God werd gezonden." "Ach, Meken, denk dit niet; het kan niet zijn." "Hoe, het kan niet zijn? Zoo jong nog, en reeds zoo ongeloovig! De wereld is bedorven; zij zal niet lang meer staan, kind!
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek