Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 19 juni 2025


Het ergst was het den kornel gegaan. Hij hing ten onderste boven aan den martelpaal, met zijn hoofd naar beneden. Hij was, evenals al de zijnen, van alle kleederen ontbloot; de Roodhuiden hadden die onder elkander verdeeld, en er was niet het kleinste stukje meer van te zien. "Dat is jammer!" zei Old Firehand. "Hadden wij maar wat eer kunnen komen, om het vermoorden van die lieden te beletten!"

"Mag ik dan, als zij aan den martelpaal gebonden worden, de scalps nemen van Old Firehand, Old Shatterhand en Winnetou?" "Die behooren aan u, maar alleen dan, wanneer geen blanke van te voren gedood wordt. Een ontijdige dood van ieder hunner zou ons berooven van het genot hen te zien martelen. Gij hebt reeds vijftig man bij u; dus komen er op iederen blanke zeven Roodhuiden.

"Gijlieden zijt van morgen aan mijn krijgslieden ontkomen," zei de hoofdman op zeer strengen toon. "Maar de groote Manitou heeft u nu in mijn handen gegeven; en voor de moorden, die gij gepleegd hebt, zult gij aan den martelpaal huilen en kermen, zoo luid, dat alle bleekgezichten in het gebergte het hooren." De twee verstonden ieder woord van den Roodhuid, want hij sprak tamelijk goed Engelsch.

Welk een roem, zulke helden gevangengenomen en aan den martelpaal gebracht te hebben. Het ging precies denzelfden weg terug, dien de Groote Wolf gekomen was, maar slechts tot in den hoofdcanon. Daar steeg men af, om de paarden onder bewaking van de vijftig man achter te laten. Bij de overmacht, waarover men te beschikken had, kon de onderneming geacht worden zoogoed als zonder gevaar te zijn.

Morgen zouden Knox en Hilton aan den martelpaal sterven, en de andere blanken misschien hetzelfde lot ondergaan. Dat was voor de Roodhuiden een groot feest, waartoe zij vroegtijdig gereed moesten zijn. Daarom begaven zij zich, na zoo laat hun avondeten genuttigd te hebben, dadelijk ter ruste.

Mijn krijgslieden hebben rust noodig; en uw doodsstrijd zal langer duren en ons meer vermaak verschaffen, als gij eerst uit den slaap nieuwe krachten geput hebt." "Dat klonk niet onakelig!" zei de dikke Jemmy in het Duitsch, om niet door de Roodhuiden verstaan te worden. "Onze doodsstrijd! Hij schijnt dus van idee, dat wij den martelpaal niet ontgaan kunnen. Wat zegt gij daarvan, oude Frank?"

Misschien ook zijn de zenuwen der Roodhuiden minder gevoelig, dan die der blanken. Wanneer de Indiaan gevangen wordt en aan den martelpaal moet sterven, verduurt hij de ijselijkste folteringen met een lachend gezicht, zingt met luider stemme zijn lijkzang, en breekt dien slechts nu en dan af, om hen, die hem pijnigen, uit te schelden en uit te lachen.

Wij weten dat gijlieden vrienden der roode mannen zijt, en daarom zult gij niet het lot deelen van de andere bleekgezichten, die wij gevangennemen. Die komen terstond aan den martelpaal maar gij zult om uw leven mogen kampen." Hier maakte hij even een pauze, waarvan Old Shatterhand partij trok, om de vraag tot hem te richten: "Met wie? Wij met ons vieren tegen u allen? Goed, het is mij wel.

Een jammerende man aan den martelpaal is bij de Roodhuiden een onmogelijkheid. Wie over pijnen klaagt, wordt veracht, en hoe luider het klagen wordt, des te grooter wordt de verachting.

"Dan moet de verknijping, waarin gij toen gezeten hebt, nog al erg geweest zijn. De oude Missouri-Blenter staat anders toch bekend als een Westman, die altijd een achterdeurtje weet te vinden, om uit de klem te komen." "Bij die gelegenheid was er geen achterdeurtje te vinden. Ik stond reeds zoogoed als aan den martelpaal vastgebonden." "Is het toch waar?

Woord Van De Dag

verheerlijking

Anderen Op Zoek