United States or Myanmar ? Vote for the TOP Country of the Week !


Ik ben het. Ziedaar, laten je vrienden zich hiervoor eens te goed doen in de herberg, en kom jij eens even bij ons in den tuin." Een oogenblik later zit de oude Löbell op de tuinbank en Dorus tegenover hem op een stoel.

Je hebt gespielt, das ich, weiss Gott, de thränen in de augen kreeg. Jongens, wat een schade oend jammer, dat jij nicht voor de moeziek wordt opgebracht; 'k wol, dat ik geld had; ich liet je stoedeeren, wenn's auch op das jammerholz ist." Gelukkig voor Dorus was Löbell niet de eenige, die er zoo over dacht, en had dokter Abels hetzelfde denkbeeld gekregen.

De oude viool, die Löbell voor een beetje geld voor Dorus van een vakgenoot had overgenomen, was nog zoo slecht niet en de knaap wist er tonen uit te halen, waarover iedereen verstomd stond. Wanneer hij eens of tweemaal iets hoorde, speelde hij het onmiddellijk na, en dikwijls varieerde hij het stuk zonder 't bijna zelf te weten.

"Zou jij mij niet kunnen leeren trompet blazen," vroeg Dorus op zekeren dag, toen Löbell na de voorstelling zijn instrument in den groensaaien zak pakte, die voor dat doel bestemd was. Lachend antwoordde de Duitscher, terwijl hij zijn dikken grijzen knevel opstreek, een groote zoogenaamde moffenpijp opstak en als een stoomboot begon te dampen: "Kottbewahre, was wol jij?

Verwonderd kijkt de trommelslager van den troep op en staart Dorus onderzoekend aan. De andere musici staken hun spel en blijven doodstil en verbluft zwijgen, als de trommel op eens een harden slag, met beide stokken te gelijk, krijgt en zij de wonderlijke woorden vernemen: "Kottorie, das ist ja der Boeckeloroem! Potz Blitz, wie kommt der hier?" Lachend antwoordt Dorus: "Goed gezien, Löbell!

"Van jou, Löbell," antwoordde Dorus lachende, terwijl hij met welgevallen zijn viool beschouwde. "Von mir das soll der teufel! Ich wol, dat ich 't zoo kon, versta je?" "Och kom, Löbell!" "Waar hèv je die noten van dat schtuk?" "De noten? Wat bedoel je?" "Ich betoel die moesiek. Ist es gedruckt?" "Wel neen!" antwoordde Dorus verwonderd.

De brave Löbell zag als een echte, trompetter met verheven minachting op elk strijkinstrument neer. "Lern jij maar eins erst goed trommelen." "O ho! dat ken ik lang." "Auch den roffel?" "Wat best! Toe, Löbell, leer mij een beetje viool; 'k zal je de helft van mijn aandeel in 't douceur geven."

Hij speelde voort, terwijl tranen hem over de wangen liepen, maar hij merkte het niet, evenmin als hij gewaarwerd, dat Löbell achter op het tooneel was gekomen. Een schelle dissonant, als de laatste kreet van een gewonde ziel, brak zijn droomerij af; langzaam liet hij de viool zakken en staarde doelloos voor zich uit.

Wel drinkt hij een borrel en was een paar dagen in de war, maar hij heeft toch nooit zoo goed gewerkt als nu; jij bent een sentimenteele stumperd, een huilebalk; je hadt aanspreker moeten worden." Alleen de oude Löbell nam hem 's avonds na de voorstelling ter zijde en vroeg medelijdend: "Bin jij nou nog zoo schwermoedig, Boeckelorum?

Löbell was vroeger huzaar geweest, en na met een stijve knie afscheid van den dienst te hebben genomen, rondreizend muzikant geworden en eindelijk bij Hermans' gezelschap zooveel als muziekdirecteur.