Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 6 juni 2025


Maar ik, heeren! riep Lionel; heb mijne krachten terug erlangd! Ik zal de Kar wederom bestijgen! Lionel! riep Lancelot. Aan mij is nu de beurte de Kar te bestijgen! En die dwerg zal mij voeren tot Camelot, waar ik mijnen Koning kond zal doen en Merlijn de Kar onttooveren zal! Neen! riep Ysabele.

En zij dwongen den dwerg de eerste brug over te rijden, door den heeten wasem heen van het ziedende water. De garsoenen geleidden de twee paarden weg... De schoothondjes keften... Het was een laweide van grootst belang en nauwelijks kon zich verstaanbaar maken de Koning, die noodde hoffelijk Lancelot, Lionel, Gwinebant zijne gasten te zijn.

Ik ben die gone, die wijs is van de burchten! grijns-grinnikte de onwijze dwerg. Wij gaan tot Camelot in den lande van Logres en dan terug naar Noordhumberland! Maar Lancelot, Lionel en al de baroenen wilden niet, dat de dwerg de Kar weg zoude rijden. En ook Koning Assentijn, die de poorte uit en de bruggen was over gekomen, wilde het niet. Wij en willen het niet! riepen zij allen.

De pagiën geleidden de gasten in verschillende kemenaden en zij wieschen zich in gulden bekkens met fijne dwalen en kleedden zich er lagen steeds surcoet en hozen klaar voor dolende ridders. Lionel, die vooreerst niet naar Koning Clarioen dorst keeren, hoopte onder Koning Assentijns ridderschap te worden opgenomen; ook Merlijn bleef nog die nacht.

Ik spoed mij met u allen! riep Lionel, de Noordhumberlander Karreridder. Want trouwe zwoer ik sedert aan Koning Assentijn!

Toen, in de zwarte schaduw van de burchtmuren, met de blauwe manenacht rondom, kuste Ysabele Gawein en Gawein Ysabele, lang. En geloofde hij, dat zij hem beminde en niet Lancelot en ook niet Gwinebant en ook niet Galehot en ook niet Sagremort en ook niet Lionel, den Noordhumberlander.

Ik Lionel, ik ben de zesde ridder uit Noordhumberland, die onschuldig wordt rond gevoerd op deze schandelijke tooverkar! O verlost mij, verlost mij, heeren! U verlossen... van de Schandekarre! riep Lancelot in hevigste ontsteltenis. Van de Schandekarre... u verlossen! riep radeloos Gwinebant. En de beide ridders wierpen de armen op en riepen tot Sint Michiel.

Maar in het kamp van Clarioen, Koning van Noordhumberland, die booze was, dat zijn ridder Lionel van de Schandekar bevrijd, de Kar zelve onttooverd was, en die booze was, dat de Koning Assentijn hem door boodschappers plotseling geweigerd had zijne kleindochter, de schoone Ysabele, tot vrouw en tot koninginne waren de tien Ronde-Tafel-ridderen gezien! Toen ging het er op los.

En Assentijn hoorde Lionel uit, over het verre Noordsche rijk, waarheen zijne kleindochter ter bruidvaart zoû gaan en waar Clarioen iederen ridder, dien hij verdacht van hem naar de kroon te staan, wierp op de Schandekar! Maar naast de Kar was Amadijs ontzet blijven staan, de edelvrouwen en baroenen rondom. Mijn heer! hijgde ten laatste Amadijs. Mijn heere Gawein!

Met deze dreiging eindigde Lionel Philips zijne rede: »Niets is verder van aller wensch dan een omwenteling, die waarschijnlijk op bloedvergieten zou uitloopen, maar hierop dient wel gelet te worden: niet altoos zal deze maatschappij zich onderwerpen aan het wanbestuur, en de Kamer van Mijnen zal haar best doen, om de heilige zaak van het recht en de gerechtigheid te bevorderen."

Woord Van De Dag

verduldige

Anderen Op Zoek