Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 1 juli 2025


Wie het volksleven wil leeren kennen, treedt niet binnen in de heerenkamer, maar in het boerenvertrek met de groote, groene kachel. Al is de grond er niet altijd volkomen schoon en de lucht zoo dik van tabaksrook, dat ze wel te snijden is, dat heeft men er wel voor over, om vroolijke liedjes en geestige zetten te hooren.

Lustig klonken nu eens hunne vroolijk liedjes, waarbij iedereen het refrein met den vollen beker in de hand medezong, dan weer grepen zij hunne instrumenten en speelden hunne joligste stukjes.

De goede vorst, die, van hovelingen omringd, in het "Ardenner Woud" geweken is, vergeet het onrecht, dat hem is aangedaan, door op de jacht te gaan en naar liedjes te luisteren; de verbannen hertog van Milaan heeft op zijn onbewoond eiland zich gewijd aan de opvoeding zijner liefelijke dochter, en aan de beoefening der wetenschap, die hem heerschappij verleent over de natuur en over de gemoederen der menschen.

Een luiksch volksdichter heeft de liedjes verzameld, die cramignons worden genoemd en waarvan de naam op den dans zelven is overgegaan; sommigen doen aan idyllen denken, anderen zijn blijkbaar satiren; maar van bijna allen is de liefde het hoofdonderwerp. Naar men verzekert, is die dartele, lustige poëzie, opwellende uit het harte des volks, thans verstomd.

Vooreerst hadden ze dezelfde veroveringsmethode als de sommen. Ze zetten ons aan 't werk. Zingen moest je wel, of je wou of niet. Je kon er niet bij suffen of afdwalen. Daar had je nu je zuivere zelfwerkzaamheid. Maar dan ook, de liedjes werden thuis vrijwillig gerepeteerd.

Als de sneeuw zich zoo hoog om onze hut opstapelde, dat zij bijna niet meer te zien was, dan scheen moeder het vroolijkst te zijn, dan hield zij mijn hoofd tusschen haar handen, drukte mij een kus op het voorhoofd en zong de liedjes, die zij anders nooit zong; want de Turken, onze heeren, lieten dit niet toe, en zij zong: «Op den top van den Olympus, in het nederige dennenbosch, was een oud hert; dof waren zijn oogen van tranen; roode, ja, groene en lichtblauwe tranen weende het.

Een dienaar van die soort hebben wij reeds ontmoet in dien knecht van den Brabantschen ridder, Heer GOOSEN VAN VELPEN, die gewoon was "te pipen ende te singhen" en die door zijne onkuische liedjes de harten der maagden prikkelde.

Doch moest je bezwijken en liggen heel koud in de sombere aard, vol rouw, 'k gunde God in zijn hemel geen stondeken rust, vóór ik er je volgen zou!" "Wat zong je daar?" vroeg hij, plotseling opmerkzaam. "Niets anders dan één van mijn eigen liedjes." "Maak je zelf liedjes?" "O ja! En allemaal over jou." "Heb ik van mijn leven! Je bent onbetaalbaar!

Dien Zondagmiddag zat hij in een grooten, weelderig groeienden wilgestruik bij den kant van het meer, en blies op een rietfluitje. Om hem heen zaten zooveel meezen en vinken en spreeuwen, als de struik maar houden kon. En ze kwinkeleerden liedjes, die hij probeerde na te spelen. Maar de jongen was niet heel bedreven in de kunst.

Niet, gelijk dat in gegoeder kringen geschiedt, op bepaalde uren bij een piano, maar op alle tijden van den dag en in alle hoekjes van het huis. Vader zong, Moeder zong, Christien zong, de jongens zongen, ik zong, we zongen allemaal. Zingende leerden we mekaar de liedjes, en als er een moeilijke val was, werd die soms in de keuken onder 't werken door ingestudeerd.

Woord Van De Dag

bakels

Anderen Op Zoek