United States or Turkey ? Vote for the TOP Country of the Week !


Rosmarijn, uit het Latijnsche ros marinus "zeedauw", wellicht zelf populaire vervorming van een Grieksch woord, werd rozemarijn onder den invloed van roos. Herba Mandragorae werd mandragerskruid. Nog wensch ik de aandacht te vestigen op het feit, dat volksetymologie zoo vaak in samenstellingen optreedt.

Hadden wij over meer tijd en ruimte te beschikken, dan zouden wij ons verdiepen in de vraag, of deze naam Columbaria een latijnsche vorm is van het duitsche Kohlmarkt, dan wel of hij eenvoudig is afgeleid van de duiventil, die bij elke hoeve behoorde.

Vraagt gij hem naar de Walachysche benamingen van het om u grazende vee, dan krijgt gij weder Latijnsche woorden te hooren. Hoe mogen het toch de Romeinen wel aangelegd hebben, dat zij de overoude bergbewoners geleerd hebben, zaken waaraan zij zoo lang gewoon waren, niet in het Dacisch maar in het Latijn uit te drukken? Gaat hij zijne beesten tellen, dan is het: "uno, duo, tri."

En hoe belangrijk deze ligging voor de stadsvorming geacht werd, blijkt wel het duidelijkst uit den faktor der taal. Immers uit het Latijnsche portus "haven, stapelplaats" ontwikkelde zich het Middelnederlandsche woord poort "stad", vanwaar de burger den naam van poorter droeg.

De bewerker der Latijnsche fabels uit den Romulus moet ook andere fabels hebben gekend. Wat ligt meer voor de hand, dan dat die hem uit den volksmond bekend, dat zij hem door anderen verteld zijn geworden? Juist omdat de bewoners dezer landen toentertijd reeds dierfabels kenden, zal de verdietsching van den Romulus bij hen in goede aarde zijn gevallen.

Door den geregelden aanvoer van emigranten heeft de bevolking van Sao Paulo veel nieuw bloed opgenomen, hetgeen na de vele verbintenissen onder bloedverwanten ook wel noodig was, en tegenwoordig is er geen enkele familie te Sao Paulo, die niet onder hare leden een of meer individuen telt van latijnsche of angelsaksische afkomst.

Van de 12de tot de 14de eeuw hadden tal van Fransche trouvères, meerendeels klerken, uit Normandië en Champagne, maar vooral uit Picardië en Fransch-Vlaanderen, met liefde deze verhalen behandeld, zooals zij zich die herinnerden uit de klassieke fabelbundels, uit de in kloosters gedichte Latijnsche verhalen als Ecbasis Captivi, Sacerdos et Lupus, Gallus et Vulpes, of uit de mondelinge overlevering.

Mijnheer Bourais hielp haar bij de keuze van een Latijnsche school. Die van Caen gold als de beste. Paul werd er heen gezonden, en met goeden moed nam hij afscheid, blij in een huis te gaan wonen, waar hij makkers zou vinden. Mevrouw Aubain berustte in de afwezigheid van haar zoon, daar die noodzakelijk was. Virginie dacht minder en minder aan hem. Félicité miste zijn levenmakerij.

De edele Plinius, zei Cecilius, heeft Carpoforus en Colosseros óok vergund nu en dan eens te komen. Om ons gezelschap te houden. Want nu Zozimus wèg is.... Hebben we nièmand, viel Cecilianus in. Hermes.... Die is zoo dòm, fluisterde Cecilius. Wel goèd.... fluisterde Cecilianus. Maar dom.... Verbeeldt je toch, Grieksche.... Ja, bij Latijnsche boeken.... En hij is zelf nog wel een Griek.

De dichter was een zeer belezen man, die de klassieke Latijnsche schrijvers goed en OVIDIUS op zijn duimpje kende; onder het schrijven zijner verzen stonden hem telkens plaatsen uit zijne lievelingsauteurs voor den geest, maar nergens maakt hij zich aan slaafsche navolging schuldig.