United States or Laos ? Vote for the TOP Country of the Week !


En 's morgens, zei Cecilius; mogen we baden in zee, voor dat de meester op is. Heerlijk! riep Cecilianus uit. Dan zijn we net héel voorname burgers, die gaan baden in zee bij Baiæ of Antium.... Of je den een hoort of den ander....! zei Zozimus. Zij hurkten allen neêr voor het celletje. Ben je niet moê, mijn jongen? vroeg de Jager, toen Cecilianus leunde tegen Cecilius aan.

Het zal heerlijk zijn, zei Cecilius. We worden héél vroeg wakker, Cecilianus en ik. Mogen we dan samen baden, voor dat de meester op is? Ja, dan baden we allen, zei Zozimus. Het zal heerlijk zijn, herhaalde Cecilius. Dan doen we net als de voorname burgers, die gaan baden in de zee bij Antium of Baïæ. Mag ik uitkijken of mijn broêrtje komt?

Hermes bracht Cecilius in een der cellen, waar de slaven woonden, in zicht van de zee. Zozimus kwam. Ben je ziek geweest? vroeg Zozimus. Ja, zei Cecilius. De edele Plinius denkt, dat zeelucht me genezen zal. Hij heeft me gehuurd, met mijn broêrtje, die komt straks. Dan zullen we wel alle drie samen moeten spelen, Zozimus. Cecilius keek het celletje rond....

Hij is inderdaad onze pater familias, zei Zozimus; vader van heel zijn gezin van vrijgelatenen en slaven. Hij beschouwt ons, met allen eerbied gezegd, als kinderen, zoo goed is hij voor ons, die zelf geen kinderen heeft. Hij heeft mij gezegd jullie spel te begeleiden met lier of fluit. Wij repeteerden juist, zei Cecilius. Ja, wij repeteerden, herhaalde Cecilianus.

Hij wenkte toen onmerkbaar tot Zozimus, en de fluitspeler, plotseling, gaf met zijn diepste bastonen der linkerfluit weêr de zee, die opstormde, den razenden, stormenden golvenslag. En Leandros Cecilius mimeerde, dat hij zich zoû werpen in zee. Hij wierp den mantel af, die hem omplooide, stond naakt.

En Cecilianus, half zeggende, gesteund op het fluitspel van Zozimus, die weêr volgde het recitatief van den knaap, scheen verlangend te roepen van liefde, den Hellespont over, naar Leandros, die toefde. En Plinius' gasten verwonderden zich om zijn stem, die hoog, hel, zuiver geschoold, uit galmde de verliefde smachting....

Kom dan binnen om te praten.... De dominus ging met Plinius naar binnen. Cecilius en Cecilianus omhelsden elkaâr, heel gewoon. Toen glimlachten zij en keken elkaâr aan. Jij ziet wat bleek, zei Cecilius. Jij ziet wat bleek, zei Cecilianus, met nadruk. Zij gingen met Carpoforus en Zozimus terug, door den tuin, naar het celletje. Dit is ons celletje, zei Cecilius.

Wij zullen ons dan allen een weinig wenden. Wenden wij ons allen, lieve gasten, om de komediantjes te zien. Zij schikten zich op de bedden zoo dat zij allen naar de zee toe zagen. Die trok zich zomerblauw en Zuidelijk recht tusschen de zuilen. Zozimus, met zijn dubbelfluit, zette zich bij de trap, op een marmeren zuilvoetstuk. Hij preludeerde....

Kunnen de komediantjes nu iets ten beste geven? Ja, heer, zeide Hermes. Hebben zij wat zij noodig hebben? Zij hebben met Zozimus hun spel voorbereid en Plautilla heeft hun twee stukken lijnwaad gegeven, die zij noodig hadden. Is dat alles, wat zij behoeven? Ja, heer.... Zeg hun dan te beginnen. Heer, zij vragen verlof te spelen tusschen de zuilen, tegen de zee aan.

Maar toen was ik gezond; nu ben ik wel een beetje ziek, als ik straks voor u moet zingen en spelen. Je hoeft niet te zingen, noch te spelen, zei Plinius. Toen zij aankwamen te Laurentum, in de villa, riep Plinius Hermes, den vrijgelatene. Hermes, beval hij; breng Cecilius in een cel, die op de zee uit ziet. En zeg Zozimus hem gezelschap te houden.