Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 10 juni 2025
Is 't niet genoeg, is 't niet genoeg, jong man, Dat ik noch nu, noch ooit verwerven kan, Dat hij, dien 'k min, een zoeten blik mij schenkt? Is 't recht, dat ge om die onmacht zoo mij krenkt? Voorwaar, 't is onrecht, ja, 't is godgeklaagd, Dat gij, vol bittren spot, me om liefde vraagt! En nu vaarwel, maar dit zij u gemeld, Ik had bij u meer adel ondersteld.
Zoo sprekend zag hij haar in de overmoedige oogen, die hem door hun ondoorgrondelijke diepte verschrikten en hem de nutteloosheid zijner woorden deden beseffen. "Zoo ben je nu altijd," antwoordde zij, alsof zij hem in het geheel niet begreep. "Nu is het je onaangenaam, als ik mij goed amuseer. Krenkt het je, dat 'k mij niet verveeld heb?"
En dan zoo gruwelijk beleedigd te worden in tegenwoordigheid van die vreemde straatmenschen, en van mijn makkers. Want het was een beleediging, dat afranselen. En nog meer dat smadelijk naar huis jagen. Ik voelde me diep gekrenkt en had zeker langen tijd noodig, om weer in evenwicht te komen. Krenkt uw kinderen toch niet. En vooral niet in tegenwoordigheid van anderen.
Hij dierf een hoop bonte boeren en krijgers neerwerpen op een vlakken sneeuwgrond, en 't en stoot noch en krenkt onze esthetische gevoelens: 't streelt en 't verwondert. Ik zag te Weenen een Babeltoren, waar 'k nu geen woorden voor vinde, schoon genoeg. Hij keerde zich zijwaarts naar Goedele. Ik wou u dat alles dolgeerne doen zien. Ja, mijn vriend?
Maar onze erinn'ring krenkt die ééne grief en zeer en moe laat ons die schaam'le dief. Door dezen tuin van lust en schemer staren den nacht wij in En in onze eenheid nochtans eenzaam, sparen wij lach en min en garen ons den weemoed....
"Hou je juffie goed aan het handje?" dat, nog maar goedig plagen van zijn beste vriendje krenkt zijn trots en doet eensklaps in hem opwellen niet meer met de anderen samen te willen gaan. "Ik ben toch nu al negen jaar" en smalend voegt hij er aan toe, na drie jaar zijn weg wel te weten.
ANTIPHOLUS VAN EPHESUS. Ik u betalen? wat zou ik betalen? ANGELO. Wat gij mij voor de keten schuldig zijt. ANTIPHOLUS VAN EPHESUS. Vóór ik de keten heb, ben ik niets schuldig. ANGELO. Ik heb ze voor een half uur u gegeven. ANTIPHOLUS VAN EPHESUS. Gij gaaft mij niets; en krenkt mij, als gij 't zegt. ANGELO. Gij krenkt mij meer nog, heer, als gij 't ontkent.
SILVIA. Te schand'lijker van hem, dien mij te zenden; Wel duizendmaal heb ik hem hooren zeggen, Dat hem zijn Julia dien bij 't afscheid gaf. Maar hebb' zijn valsche vinger dien ontwijd, De mijne zal zijn Julia zoo niet krenken. JULIA. Zij dankt u. SILVIA. Wat zegt gij? JULIA. Ik dank u, dat gij deel neemt in haar lot; Die arme maagd! mijn meester krenkt haar diep. SILVIA. Gij kent haar dus?
79 Herinnert gij u niet die woorden, met de welke uwe Ethica de drie neigingen behandelt, welke de Hemel niet wil, 82 de oningetogenheid, de kwaadwilligheid en de overgegeven beestachtigheid? en hoe oningetogenheid God minder krenkt en zich minder blaam op den hals haalt?
Zie, als ik ween, dan nemen zij mijn tranen Deemoedig op en weenen schier met mij; En waren zij slechts statig aangekleed, Tribunen, hun gelijk, had Rome niet. Zacht is een steen als was, steenhard tribunen; Stom is een steen en krenkt niet, doch tribunen, Zij hebben tongen, die ten doode doemen. Doch waarom staat gij met getrokken zwaard?
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek