United States or India ? Vote for the TOP Country of the Week !


Thans kon de Sybariet, die al lang op gloeiende kolen had gezeten, niet meer zwijgen, en met klagende stem riep hij: »Maar begin dan toch eindelijk met uw verhaal, afgunstig schepsel! Ik kan geen droppel drinken, zoo gij niet ophoudt van den dood te spreken.

Ik zeide het reeds, wie het waalsche volk inderdaad wil leeren kennen, moet het gadeslaan bij zijn arbeid, bij den rook zijner kolen, bij het oorverdoovend geraas zijner machines.

Na kolen geladen te hebben stoomde het fregat in de verte langs de Pomotu-eilanden, de Markiezen- en de Sandwichseilanden, passeerde den Kreeftskeerkring op 132° W.L., en zette koers naar de Chineesche zee. Eindelijk waren wij dan in die streken, waar het monster zich het laatst vertoond had; om de waarheid te zeggen, men had aan boord maar een half leven.

97 Daarom zeg ik u dat zoo gij ooit den oorsprong van mijn land anders mocht hooren afleiden, geen leugen de waarheid moge verduisteren." 100 En ik: "Meester, uwe redeneeringen zijn voor mij zoo zeker en winnen zoozeer mijn geloof dat alle andere voor mij zouden zijn als doove kolen.

Is daarentegen de ventilatie gebrekkig, dan brandt een groot deel van de kolen niet, en het vertrek wordt koud en vochtig. De Luxlamp en het fornuis in de keuken waren voldoende, om een aangename temperatuur in het huis te onderhouden. Degenen, die in de bovenste slaapplaatsen lagen, klaagden zelfs over de warmte.

"Gij begrijpt wel dat ik, zoo ik den tijd te New-York had gehad, mij dan voorzien zou hebben van kolen, maar herinner u, gij kwaamt om kwart over achten en ten negen ure zijn wij vertrokken.

Integendeel, ze wreekt zich. Het was zuivere harte-paedagogiek. Zichzelf gewaagd, om den jongen te winnen. Zichzelf gewaagd, niet in zwakheid, maar in kracht. Doch ik zou bij dat alles haast mijn zuster en de doove kolen vergeten? Toch niet. Ik had hier echter een kooltje onder de asch, dat ik eens even moest oprakelen. Misschien kon iemand er zich aan warmen. En nu weer naar den vuurhaard.

Men heeft misschien weleens gehoord van koopvaardijbrikken, die tusschen Engeland en West-Indië varen, en kolen uit- en suiker invoeren. Aan boord van een van die schepen werkte Owen Davies dertien jaar lang. Hij deed zijn werk goed, maar hij maakte zich geen vrienden en bleef altijd dezelfde beschroomde, stille en vrome man.

De vischverkooper! zuchtte Uilenspiegel nog. Hij spuwde bloed door den mond en de neusgaten, en hij bleef met gebogen hoofde, boven de gloeiende kolen hangen. Toen riep Soetkin: Hij is dood! Zij hebben hem vermoord! Ha! hem ook! Rechters, doet het vuur weg! Laat mij hem in mijne armen nemen, om getweeën te sterven. Gij weet dat ik niet kan wegloopen, met mijn gebroken voeten.

Er zouden weldra geen kolen meer zijn. "O!" dacht hij, "als mijn meester ook dit bezwaar overwint, is hij bepaald een knappe kerel." Toen hij Fix ontmoette, kon hij niet nalaten dezen op de hoogte der zaak te brengen. "Gij gelooft dus," vroeg de inspecteur, terwijl hij op zijne tanden beet, "dat wij naar Liverpool gaan!" "Wel zeker."