Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 16 mei 2025
Zoo het gevangen was, zou weder het geluk kunnen keeren in den Enscheder Esch en de heerschappij der wolven ware uit. Doch het witte wolkje was vlugger dan de Lappe. Het was niet zoo gemakkelijk te grijpen, al loerde de boer erop, gelijk een koddebeier op een strooper. De Lappe wist echter, dat zijn dag zou komen, en dat hij het witte wolkje zou bemachtigen.
"Sytsken! loop naar den Olderman" brulde Feiko: "en zeg hem, hoe die honden met een vrijen Fries handelen." "Wees zoo dwaas niet, zoet zusje!" zeide de koddebeier, die intusschen weer op de been geraakt was, terwijl hij Sytsken bij den arm nam: "laat uw lompen vrijer gerust aan zijn lot: de Schout zal wel weten wat met hem te doen: kom, geef mij een arm: ik zal u brengen waar gij wezen wilt."
De menschen uit het dorpje schoven daar omheen als schaduwen voorbij. Zelfs in hun winter-eenzaamheid regeerden de kasteelen. Het galmend schot van een koddebeier, het zwaar geblaf der waak- en jachthonden, een bel die ergens klonk, waren als zooveel getuigenissen van de geheime, groote macht, die daar, zelfs in de afwezigheid der meesters, nog tastbaar heerschte.
Jan was een geoefend schutter en zou zijn geweer niet laten roesten, terwijl hij voor geene jacht-akte behoefde te zorgen want in de uitgestrekte prairieën van het verre Westen is er geen koddebeier of veldwachter die u daar naar vraagt.
"He'k van me leven! wat ze een haast het um me weg te kriegen, en dat um.... Nou, nou, ik ga al! anders laat ze me die kostelijke jonker nog voor koddebeier spelen!" riep het wijf eer schreeuwende dan sprekende, terwijl ze zich hinkend uit de voeten maakte en het aangeduide pad nam. Wij waren bij het rond-point genaderd.
Hij was klokkenluier, kelderknecht, koster en doodgraver, doopmaals-, bruilofts- en begrafenis-nooder, zeisenslijper, koddebeier en sergeant-majoor bij de burgerwacht. Daar hebt gij alles." Men keek hem uitvorschend aan, om te ontdekken of hetgeen hij zei scherts was of ernst. "Gij kunt mij gerust gelooven!" verzekerde hij.
"Moei u met uwe zaken, meester Claes Gerritsz," duwde hem Walger toe: "ik ben geen poorter van Haarlem en hoest wat in uwe Privileges. Ik ben 's Graven koddebeier en zal dit zoete kind brengen waar het wezen wil, zonder iets meer dan een kusje voor mijn loon te vragen."
Geen van hen dorst hem echter van nabij aanvallen, toen op eens de koddebeier, die de eerste aanleiding tot den twist gegeven had, door de omstanders, die hij rechts en links van zich afstootte, heen drong en zich vlak tegenover den Fries plaatste.
Eerst een ritselen: daarna een gekraak en rumoer in het gebladerte, alsof een hongerige beer of een verbolgen everzwijn zich onstuimig eenen weg er doorheen brak. Justus dacht aan Hannes den koddebeier; Marieken aan Twikko en Fikko.
"'t Is een Bisschoppelijke ruiter," zeide Daamke, het lijk met zijn zotskolf aanstootende: "zie eens! hij is reeds stijf." "Dat gezicht heb ik meer gezien," zeide Feiko, de wezenstrekken des gesneuvelden aandachtig beschouwende. "Dat geloof ik wel," zeide Daamke, lachende: "heugt u den Haarlemmerhout niet meer, en den koddebeier, met wien gij zoo dapper aan 't bakkeleien zijt geweest?"
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek