Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 4 mei 2025


Maar daar zijn er misschien nog minder, die bij kleine teleurstellingen de knorrigheid en wrevel kunnen bedwingen, welke als van zelve in hen schijnt op te komen. En zelfs onder de voorbeelden van lijdzaamheid in 't zwaarste leed, zijn er die ongeduldig worden bij onaangenaamheden, welke naauwelijks dien naam verdienen.

Je bent ook nogal lang weg geweest, dunkt me." "Och, die vervelende Krelis heeft me weer geplaagd," zei Elsje met gemaakte knorrigheid, terwijl ze de pakjes uit de hengselmand nam. "Ik zal gauw voortmaken, grootmoeder."

Oom had slaap, al zei hij 't zelf. Heeremijntijd! wat had mijn tante 't nog druk. Waaratje was knorrig. Onder zulke omstandigheden ging ik naar bed. Pieter is waaratje verliefd, en hoe wij uit spelevaren gaan. De knorrigheid, waarmee Pieter was te bed gegaan, was mij in 't geheel geen raadsel geweest.

»In eene luie bui, meen jezei ik. »Hij was te lui om op te staan, dat was de voornaamste reden van zijne knorrigheid. Ik wed, dat hij ons nu al vergeten isWij waren nu de kerk genaderd en openden de hoofddeur. Want onze kerk had drie deuren, waarvan er twee naar de galerijen voerden, die voor de arme menschen bestemd waren.

Zij zijn zooveel personificaties van gemoedstoestanden: knorrigheid, edelmoedigheid, eerzucht. De kleur van hun verschijning is bestendig. Daarom merkt men minder dit gebrek aan innerlijke actie in de kleinere novellen of "zedeschetsen." Een typisch voorbeeld is de "arme edelman." Bij het begin van het verhaal is hij reeds verarmd. Met groote moeite kan hij zijn stand ophouden.

Hun traagheid, droefgeestigheid en knorrigheid, benevens de knersende, rochelende stem, die de jongen dikwijls laten hooren, maakt ze echter voor iedereen, zelfs voor hun meester, onaangenaam en afkeerwekkend.

De knorrigheid van Pieter scheen wel wat gezakt te zijn, maar ik zag ze met nieuwe neteligheid opleven, toen hij den jeugdigen Van Brammen met zijne zuster en eene meid, die in de eene hand een grooten huissleutel en in de andere een gemarmerd bordpapieren gitaardoos droeg, uit de poort en over de brug zag gaan.

Een uur of drie nadat dit alles gesproken was, liep Frits Sahlmann, die bengel, door de straten der goede stad Stavenhagen en riep: "Zij komen, zij komen!" Hij had op den molenberg al twee uren op post gestaan, en mijnheer de baljuw had in dien tijd wel zeven maal hem gescheld en was op 't laatst van knorrigheid naar mijne moeder gegaan. "Zij komen!" riep de bengel.

"Eerst babbelen we een beetje en laten onze balboekjes vullen, maar voordat het wezenlijke dansen begint, voeren we het tooneelstukje op." "O," riep Frits, groote oogen opzettend, "moet daar die fraaie tribune voor dienen?" "Ja, en nu vertel ik je verder niets meer," zei Cécile met geveinsde knorrigheid.

Evenwel was men, wij herhalen het, altijd welkom. Deze grilligheid had hem zelfs vele klanten bezorgd, vooral jongelieden die zich met zijn knorrigheid vermaakten. Hij was schermmeester geweest. Soms lachte hij eensklaps luidkeels. Een ruwe stem is vaak het teeken van een goed hart; inderdaad was hij een komieke kerel met een somber gezicht.

Woord Van De Dag

rozen-hove

Anderen Op Zoek