United States or Honduras ? Vote for the TOP Country of the Week !


Zijn schouders waren breeder, zijn gestalte werkelijk indrukwekkend, hij leek niets meer op den ouden Kniesj. Gedurende eenige oogenblikken keek Maroessia Kniesj als een klein bang vogeltje aan. Kniesj sprak. Zijn stem geleek heelemaal niet meer op de stem, die nog pas vriendelijke woordjes tegen den soldaat Iwan zei. "Maroessia!" zei hij tegen haar. "Je vriend wenscht je te zien.

"Hoor eens, barien! geef je zooveel moeite niet," zei hij van tijd tot tijd. "Ik zal met weinig tevreden zijn... dat is te zeggen, ik zal tevreden zijn met hetgeen ik daarginds zie... Ja, ik zal er mee tevreden zijn." "Nee, nee," antwoordde de oude Kniesj, "sta me toe dat ik u eens iets fatsoenlijks aanbied! Sta me dat toe, Mijnheer!... Mag ik ook uw naam weten?"

"Kom binnen, kom binnen, als je honger hebt." Hij zag er zoo eenvoudig, zoo vriendelijk, zoo naïef uit, die oude Kniesj! "Kom binnen!" herhaalde hij. "Wat een genoegen! wat een aangename verrassing! Ik houd van alle soldaten... Kom binnen, Mijnheer de soldaat!..."

"Zij zouden er beter aan gedaan hebben, als zij mij wat vroeger wakker gemaakt hadden." Na te veel gegeten, te veel gedronken en te veel geslapen te hebben, gevoelde de soldaat zich niet zeer pleizierig. "Ik ben het met u eens, Mijnheer Iwan, ik ben het volkomen met u eens," antwoordde de oude Kniesj.

"Hij heeft een grooten tuin en veel appelen." "Dom gansje! Het is ons niet om appelen te doen... Maar komaan! laat ons zelf eens gaan zien, hoe het met dien Kniesj gesteld is. Het kan niet anders, of ons bezoek zal een aangename verrassing voor hem zijn." De officier gaf zijn paard de sporen en snelde vooruit. Zijn kameraad volgde hem, terwijl hij bromde: "Je bent een echte gek!

Iwan had hem laten doorpraten; alleen had hij zich met een afgetrokken gezicht een derde glas ingeschonken, en terwijl hij dit leegdronk, luisterde hij zwijgend naar de overpeinzingen van Kniesj over de eigenaardigheden van de Poolsche geldschieters en over hun geschiktheid voor zaken. Langzamerhand lagen de stapeltjes koper op een rechte lijn en was de geldbuidel leeg.

Toen zij aan land stapten, wees Kniesj aan Tsjetsjewiek een mooi en sterk zwart paard. "Neem Maroessia achter u," zei hij tegen Tsjetsjewiek, "en rijd den geheelen nacht door. Bij het aanbreken van den dag moet u het paard laten loopen; het zal den weg naar de hoeve van Samoes wel alleen terugvinden."

Het waren de mannen, die zij in het huis van haar vader door de soldaten had zien slaan en knevelen: Semene Vorosjilo en Andry Kroek. God zij geloofd! Zij hadden dus weten te ontsnappen. De boot lag spoedig daarna aan. De kozakken namen hun mutsen voor de aangekomenen af en zeiden: "Goed geluk en gezondheid!" "Goed geluk en gezondheid!" antwoordden de groote vriend en de oude Kniesj.

Intusschen hoorde men reeds de vriendelijke stem van den ouden Kniesj, die door zijn drogen hoest afgebroken werd; hij kwam met haastige schreden aan, als iemand, die het onaangenaam vindt, dat hij een persoon van gewicht heeft laten wachten. "Ik kom, Mijnheer Iwan, ik kom," zei hij met goedhartigheid en vriendelijkheid; "ik ben geheel tot uw orders."

"Ik hoop, dat ik jullie in een goede gezondheid terugvind!" zei een welbekende stem. De lichte boot was reeds op het zand van den oever getrokken, en bij de boot stond, met zijn kin op een der roeiriemen leunende, de oude Kniesj. "Gezondheid en goed geluk!" antwoordde hem de groote vriend. "Hoe gaat het, beste meid?" vroeg Kniesj, terwijl hij zijn valkenoogen op Maroessia gevestigd hield.