United States or Belize ? Vote for the TOP Country of the Week !


Maar ik zie je den Hoenderveldschen kant opgaan, terwijl je daar brieven voor de post hebt...." "O wou jij die voor me bezorgen! Jongens ja, dan zou je 'en bolletje zijn." Kippelaan heeft een sterk bewijs van aarzeling gegeven: "Bezorgen! tuterletu! bezorgen! Wát zeg je, deze frankeeren! ei! Ja maar m'n lieve Kaatje, je begrijpt...."

Magnifique niewaar? Die Rijn!.... die landen kust en scheurt de dijken! 't Heelal verdeelt in ko...." "Menheer Kippelaan, je zult me vergunnen dat ik me nu met mijn neef absenteer. Als je nog een oogenblik wilt rusten, mijn dochter zal je gaarne een kop thee schenken. Vaarwel." Toen Kippelaan een groot uur later vertrok, toen was hij bij uitstek voldaan.

Kippelaan die dank zij zijn straks gegeven fooi in de kosterskamer is binnengedrongen, en, dewijl hij de jongelieden ongemerkt is genaderd, hun snel gesproken woorden voor een deel heeft opgevangen, vindt het nu een uitmuntend geschikt oogenblik om zijne hartelijke belangstelling nogmaals op alle manieren te betoonen: "Tot in lengte van dagen hoorje! Mevrouw Helmond, mijn enorm compliment!

Kippelaan krijgt het waarlijk al te benauwd. Wil hij kwaad!? Waarachtig niet! 't Is zoo goed als een bestiering. Jawel, een bestiering! Praatjes, allemaal praatjes werden er rondgewauweld. Kippelaan kan dat gewauwel niet velen en een weldaad zou het voor de familie Helmond en aanverwanten zijn, indien men uit echte bron aan al die praatjes een eind kon maken.

Op het oogenblik dat Van Barneveld met een kort maar kernachtig woord den heer Kippelaan tot een snelle escampade wil noodzaken, en Kippelaan zelf, met een blik op het gelaat van den generaal, en al kloppend met zijn kapotte paille handschoenen tegen het been, reeds een weinig retireerde, werd er een zacht tikken op de kamerdeur vernomen.

't Zal uw gloriole zijn; ik wensch u van harte...." Kippelaan is er bijna toe gekomen om weder een aanval op Van Barnevelds hand te wagen, doch dat scherpziende oog dringt hem terug. "W

Het was bij de levendigheid die er nu onder al de aanwezigen ging heerschen en waarbij mijnheer Kippelaan letterlijk handen te kort kwam een zeer vermeldenswaardige bijzonderheid, dat er onder die vele dames, en inzonderheid onder die dames van hooge geboorte, geen enkele te vinden was, bij wie er een gevoel van jaloezie werd opgewekt, door den toost op mevrouw Helmond door den zoon des huizes uitgebracht.

Van Hake heeft onwillekeurig den stamper uit den grooten vijzel ter hand genomen, en krijgt nu sterke aanvechting om "dat heer de tanden uit den mond te slaan". Zeer laconiek klinkt echter zijn antwoord: "Om dát heel zeker te weten, menheer Kippelaan, zou ik neef den professor eens laten komen."

Mijnheer Kippelaan had nota bene verteld dat jij geld van dien Kartenglimp zoudt geleend hebben. Verbeeld je!" Helmond komt schielijk overeind: "Ik! Is ie gek?.... En wie heeft je dat gezegd?" "Och dat kwam zoo toevallig, al lachend. Hardenborg proestte het uit.

O ja, complement van menheer Kippelaan," vervolgde de man: "en of u van avond na sluiting plezier hadt om een kopje thee bij hem te komen drinken?" Op het bovenportaal eener kleine woning aan den Buitenkant te Amsterdam staan twee mannen; de een staat bij de deur der kamer, waaruit hij zooeven gekomen is; de ander op de bovenste trede der steile trap met de hand aan de leuning.