Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 9 juni 2025
En bombastisch stamerend verklaarde hij dat het de plicht van alle Belgen was, met woord en daad de ko...o...koning in zijn e...e...edelmoedige onderneming van de beschaving van Midden-Afrika te steunen.
Om haar heen steeg eene zachtheid die hemelsch was. Toen Ernest Verlat op de Kortenbergsche laan zijne vrouw was nageloopen en deze bij Doening zag aanschellen, had hij haar daar niet durven volgen. Hij was naar huis gegaan, had Ko naar de Hamerstraat gezonden met de kales, en lag dan in een zetel te wachten. Eene schrikkelijke botsing van beelden en plannen donderde door zijne hersens.
Eindelijk vindt men een stukje met koeien, van Ravenzwaay of een ander, "ja dat zal het wezen; dat is wel zoo wat in zijn manier" en liever zonder den catalogus op te slaan, uit vrees van uit den droom geholpen te worden, sleept mijnheer de familie nu mede, volmaakt tevreden over het stukje van Ko. Daar gaan zij heen. Het is ondertusschen weer begonnen te regenen.
Vóór den salondrempel stond Ko, die zich in zijn rooden zakdoek snoot. Het salon was stil. Alles was stil. Pastoor Doening stak lijze de deur der doodenkamer open en sloot ze achter zich. Reeds hingen zwarte voolen over de vensters. Groote kandelaars brandden aan de hoeken van de sponde en wierpen in de beweeglijke donkerte een weifelende klaarte. Hij herkende ze.
"Wil uwe dan maar andachtig luistere?", en zoo, net as strakkies, "en hoe of u an Racier gekomme bent?" "Zoo a'k an die rechter van instructie voorgegeve heb." "Kò' j'm van vroeger?" "Nee, edelachtbare", en dat verdere smoesie "want ik had net twaalf jaar in dat groote huis van Leeuwarde achter me rug.
Ko zag er oprecht uit, maar het was misschien een simpel teeken dat hij zich goed uitdrukken kon. Ko werd, reeds vóor twee-en-twintig jaren, in den dienst van mevrouw Chanteraine aangenomen. Het was niet onwaarschijnlijk dat de oude kerel zich aan zijne meesteres gewend had of gehecht. Hoelang zou zijne droefheid duren?
Vere wisselde met pastoor Doening een vluggen blik, en terwijl pastoor Doening in éen geut eindelijk zijn koude melkkopje uitdronk: Ik ben koortsig, Ko, zei ze goedig, ik wil straks even uitrijden met pastoor Doening. Ik kan nu niet naar boven gaan. Zal ik aan mijnheer zeggen dat mevrouw niet naar boven gaat? vroeg nog Ko, die verwonderd toekeek en meende dat hij verkeerd begrepen had.
Ja, Ko .... en laat dan inspannen. Hij boog, schoof heen, geluideloos. Pastoor Doening zette zijn kopje met een korten klap op de tafel, zag vragend op, en zijn hoofd, al zich oplichtend, had die gewone teergevoelige uitdrukking, welke het dikwijls had en welke de verwarring der strijdige luchten verried, waarbinnen het zich weifelend en omzichtig bewoog.
Ko nu, is een neefje van de familie, een bedorven kind dat niet onaardig teekent, weshalve zijn moeder besloot dat hij moest schilderen; en toen hij iets dragelijks voortbrengen kon, besloot zij al verder, dat hij iets naar de tentoonstelling zenden moest. "O zijn koetjes! me dunkt dat ze zóózoo zullen gaan bulken!" En nu de zaal weer binnen!
En nu zoekt mijnheer in den catalogus, en mevrouw in den wilde, en de dochter in schijn, en de wijsneus in het geheel niet naar het stukje van Ko. Het stukje van Ko is nergens te vinden. "Hoe groot zou het zoo wat zijn? Zeker niet zoo heel groot."
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek