Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !


Zij heeft het gehoord, maar ze kan.... neen.... ja, ja toch, 't is eensklaps alsof er een nevel optrekt, alsof er een zonlicht doorbreekt. Zij opent de oogen; drukt de hand op den boezem, en, nadat een huivering haar trillen deed, komt ze langzaam overeind. De hoop om dien lieven vader te behouden, schenkt haar schier bovenaardsche krachten.

»Toen ze dood wasantwoordde de vrouw met een lichte huivering. »Zij stal van het lijk, toen het nog niet koud was, wat de gestorven moeder haar met haar laatste krachten gesmeekt had voor het kind te bewaren.« »Heeft zij 't verkochtvroeg Monks in wanhopige spanning. »Heeft zij 't verkocht? Waar? Wanneer? Aan wie? Hoe lang geleden

Brownlow met een lichte huivering, »een paar glazen portwijn zou hem veel meer goed hebben gedaan. Is 't niet, Tom White?« »Ik heet Oliver, mijnheerantwoordde de kleine zieke met verbaasden blik. »Oliverzei Mr. Brownlow. »Oliver-wat? Oliver White?« »Nee mijnheer, Twist Oliver Twist.« »'n Vreemde naamzei de oude heer. »Hoe kwam je er toe, aan den rechter te zeggen, dat je White heette

Passepartout, in zijne hoedanigheid van ongetrouwd heer, aanschouwde niet zonder eenige huivering deze mormoonsche dames, op wie de taak rust te zamen met eenige anderen het geluk van een Mormoon uit te maken; zijn gezond verstand beklaagde den echtgenoot in de eerste plaats.

Zoolang Cosette klein was, had Jean Valjean haar gaarne van haar moeder gesproken; toen zij jongedochter was geworden, werd hem dit onmogelijk. 't Scheen hem, alsof hij niet meer durfde. Was het om Cosette? Was het om Fantine? Hij gevoelde een soort van godsdienstige huivering om deze schim in Cosette's gedachte te brengen en de doode in hun beider lot in te voeren.

En hoe meer dat gevoel zich verdicht tot de huivering voor het Eene, waarvan alle dingen uitstroomen, hoe lichter het van de zekerheid van enkele klare oogenblikken zal overgaan tot een blijvend aanwezig levensgevoel, of zelfs een geformuleerde overtuiging.

»Wien?" vraagde Frits Jansen twijfelend en aarzelend, en het meesterke antwoordde, terwijl zijn stem zoo zacht werd als het fluisterend ruischen van den nachtwind in het gebladerte van den wilgenboom boven hen: »Jezus!" »Jezus!" herhaalde Frits Jansen, en een eerbiedige huivering ging door zijn leden.

Als zij vernemen, dat ik noch balling noch pelgrim ben, mengt zich eene eigenaardige verbazing, haast eene zekere huivering in de betuigingen van sympathie en vriendschap dezer goede vrouwen.

Het jonge meisje zette zich zwijgend aan hare voeten neder; geen woord liet vermoeden, welk eene huivering haar jeugdig hart doortrilde, alsof plotseling een ijskoude wind de lachende lente had ontbladerd.

Dat is niet goed! sprak ze, diep weemoedig. Het is genot ... voor beide die menschen. Ik moèt zoo zijn ... onmatig voor beiden. Maar dat is niet goed! drong zij door. Louter genot ... Het laagste, maar ook het hoogste ... Eene huivering overviel haar, eene doodelijke angst voor hem. Neen, neen, drong ze aan. Denk zoo niet. Doe zoo niet. Noch het een, noch het ander. Heusch, dat alles is niet goed.