United States or Liechtenstein ? Vote for the TOP Country of the Week !


Hij zal je misschien niet eens zien; en als hij dat doet, zal hij je toch niet verdenken." "Nu, als het donker is, zal ik hem misschien volgen. Maar ik weet het nog niet zeker. Ik zal zien wat ik doe." "Wedden, Huck, dat ik hem wel volg, als het donker is. Hij kon waarachtig wel eens geen gelegenheid hebben om zijn plan tot wraakneming ten uitvoer te brengen en zou hij op zijn geld afgaan."

Tom hoorde dat Huck ongesteld was en ging hem Vrijdag bezoeken, maar werd niet in de ziekenkamer toegelaten; zelfs Zaterdag en Zondag kreeg hij hem nog niet te zien. Daarna evenwel mocht hij dagelijks bij hem komen, onder voorwaarde dat hij over het avontuur niet spreken zou en geen onderwerpen zou aanroeren, die den zieken knaap opgewonden konden maken.

"Ik zie geen lichten." Dit was de stem van dien vreemdeling, den vreemdeling uit het spookhuis. Een ijskoude rilling voor Huck door de leden. Dus dit was de dag der wrake! Zijne eerste gedachte was te vluchten. Toen schoot hem te binnen, dat de weduwe Douglas meer dan eens vriendelijk geweest was en het kon zijn, dat deze mannen plan hadden haar te vermoorden.

"Zeg het nog eens, Tom!" "Het geld is in de grot!" "Tom, zeg, meen je 't, of meen je 't niet?" "Ik meen het, Huck, en ik zeg het in allen ernst. Wil je er met mij heen gaan en mij helpen het er uit te halen?" "Waarachtig wil ik dat! Ik wil het, als wij er onzen weg kunnen vinden zonder gevaar van te verdwalen." "Dat zal heel gemakkelijk gaan, Huck." "Waarom denk je, dat het geld in....?"

De oude man beloofde nogmaals te zullen zwijgen en zeide: "Hoe zijt gij er toch toe gekomen om deze kerels te volgen, jongen? Zagen zij er verdacht uit?" Huck zweeg en bedacht zich even, om naar een voorzichtig antwoord te zoeken.

Hij zeide dat hij zijn best zou doen, dat de knaap naar de Militaire Academie werd gezonden en dan naar de beste hoogeschool in het land, opdat hij voor beide vakken klaar zou zijn. De schatten van Huck Finn en het feit dat hij onder de bescherming der weduwe Douglas kwam, brachten of liever trokken en sleurden hem in de maatschappij en zijn lijden was meer dan hij kon dragen.

Hunne waskaarsen brachten hen tot de ontdekking, dat het geen echte afgrond was, maar slechts eene steile helling van klei, omstreeks twintig of dertig voet naar omlaag. Tom fluisterde: "Nu zal ik je wat laten kijken, Huck." Hij hield zijne kaars omhoog en zeide: "Kijk zoo ver om den hoek als je kunt. Zie je dat? Daar, op gindsche groote rots, die met kaarsvet is besmeerd."

"Ja, wel twintigmaal," zeide Huck. "Neen," zeide Tom, "wel honderdmaal. Eens nog, toen wij bij het slachthuis stonden. Herinner jij je dat niet, Huck? Bob Tanner was er ook bij en Johan Hatcher en Jeff Hatcher. Weet je niet meer, Huck, dat ik het zeide?" "Ja, zeker," antwoordde Huck. "'t Was op denzelfden dag, waarop ik mijn albasten knikker verloor; neen, 't was den dag te voren."

"Waar zullen wij graven!" vroeg Huck. "O, overal!" "Zoo, zijn dan overal schatten begraven?" "Neen, waarachtig niet. Zij zijn meestal op allervreemdste plaatsen verborgen, Huck; somtijds op eilanden en ook wel in verrotte kisten, onder een tak van een ouden dooden boom op welken de maan te middernacht haar schaduw werpt. Doch doorgaans vindt men ze veel in den grond onder spookhuizen."

"Neen, doe jij het zelf, Tom." "Ik, ik kan het niet doen, Huck." "Och, als je blieft, Tom. Daar begint het weer." "O Hemeltje, wat ben ik blij," fluisterde Tom. "Ik ken zijn stem: het is Harbisons hond." "O, dat is gelukkig! Zal ik je eens wat zeggen, Tom? ik was zoo bang, dat het een verdwaalde hond zou zijn." De hond begon weder te huilen en weer ontzonk den jongens de moed. "O wee!