Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 6 oktober 2025


Ik presenteerde Bavink een sigaar en stelde voor naar Driehuis te gaan. Ik had trek in koffie. Ik vond het niet mooi van Bavink een verdienstelijk heer zoo te kleineeren. Achter ons aan kwamen Hoyer en Bekker terug en hadden 't nog erg druk. Om elf uur stonden we dien avond nog weer aan 't strand in de nacht. Er was wat wind komen opzetten, de golven ruischten.

Ik zag dat de keien en 't stof nat waren, de sproeiwagen was er over heen gegaan, ergens lag een nat stuk krant. En ik hoorde Hoyer zeggen, dat-i opstond, want dat die blauwe steen zoo optrok. En nu hoorde ik weer diezelfde stem, maar wat beschaafder, met wat meer modulatie: "Je zult me excuseeren, Koekebakker, om elf uur heb ik een conferentie."

Och, ik wist vooruit dat 't op niet veel zou uitloopen. Waar loopt tegenwoordig 't leven van een Amsterdammer op uit? In mijn jongenstijd heb ik vaak genoeg gewenscht, dat er nu eindelijk eens iets zou gebeuren. Maar er gebeurde nooit iets. Zelfs verhuisd zijn we nooit. En later.... Alleen Hoyer weet waar de boel op uitloopt. Hij heeft wat geërfd en zit flink in de duiten.

Vage visioenen had ik van de Cunera, van den hoek van den Grebbeberg met de rivier en van 't zonnige plein voor 't Centraalstation en de blinkende wijzerplaat van de Oudekerk en daar doorheen zag ik de geschilderde vlammen van 't nagemaakte eikenhout van die deur. En onderwijl ging iemand door met praten, o ja, dat was Hoyer.

En Hoyer ging werken aan z'n sociale taak; ze zouden er van opkijken. En ik probeerde 't allemaal te gelooven. De koele wind woei om ons heen. De zee ruischte klagend, de zee, die klaagt en weet niet waarom. De zee spoelt verdrietig aan 't land. Mijn gedachten zijn een zee, ze spoelen verdrietig aan hun grenzen. Een nieuwe tijd zou aanbreken, nog konden wij groote dingen tot stand brengen.

Het was eerst niet duidelijk, wat dat moest beteekenen, maar naderhand bleek, dat Bekker zich in zijn hoofd had gehaald, dat-i metdertijd op de hei zou gaan wonen en daar een brokje land bewerken, dan hoefde-i niet meer naar kantoor. Bavink vond dat een mooi idee, maar-i was bang dat Lien er geen zin in zou hebben en Hoyer zat liever in de kroeg. Daar zaten we dan en lieten niets heel.

't Artikeltje was wel aardig, maar Hoyer zei later dat i vast niet geloofde dat 't van hem was. "Nu zou ik wel een potje bier lusten", zei Japi en leunde achterover. "'t Spijt me kerel", zei ik, "ik heb niets in huis, geen bier en geen jenever en geen kleeren om over straat te gaan, maar steek een sigaar op."

En toen op een nacht dat het hard vroor, tusschen Kerstmis en Nieuwjaar, toen kwam Hoyer dien wij in maanden niet gezien hadden, en nadat we een tijd hadden zitten kletsen, vroeg i naar Japi. En toen begon i herinneringen op te halen. Hij zou in de punt gaan zitten om uit te kijken, want de Volharding voer toen alles kapot, had nog pas een tjalk in den grond gevaren aan den Omval.

Ons werk op kantoor deden we niet al te best, en onze bazen verachtten we, behalve Bavink en Hoyer, die geen bazen hadden en niet begrepen, waarom we iederen dag weer naar die bazen toegingen. We wachtten maar. Waarop? Dat hebben we nooit geweten. Bekker zei: "Op 't koninkrijk Gods." Dat wil zeggen, dat heeft-i een keer gezegd zonder zich nader te verklaren.

Door zijn groote talenkennis had-i een betrekking gekregen als correspondent op een fabriek. En Hoyer ging naar Parijs, schilderen. Bekker vooral was weer erg weemoedig. Hij wou dat-i dat baantje maar niet aangenomen had. Hij begreep niet goed meer waarom-i 't gedaan had. Twee uur was-i in dat ellendige fabrieksstadje geweest om zich voor te stellen.

Woord Van De Dag

veerenbed

Anderen Op Zoek