United States or Tanzania ? Vote for the TOP Country of the Week !


Een anderen keer hing hij een mand over den rug van een leuningstoel, waarin hij tevergeefs zijn al te goedhartig zusje trachtte op te hijschen, dat zich met vrouwelijke devotie op haar hoofdje liet stompen, totdat zij door haar moeder bevrijd werd, waarop de jonge uitvinder verontwaardigd riep: "Maar Moes, dat is mijn takel, en ik hijsch haar op."

En hij keek verwilderd rond, waar hij was, en vroeg, wat dat voor een paard was, dat achter den wagen hing, en toen hij een weinig tot bezinning gekomen was, voelde hij naar beneden, achter in den wagen en vroeg: "Frederik, waar is de Fransoos?"

Alle gedachten, die Marius sedert vier jaren gekoesterd had, werden door dezen onverwachten slag als vernietigd. Hij huiverde. Alles hing van hem af. Zonder dat zij het wisten, hield hij in zijn hand het lot der wezens die zich daar voor zijn oogen bewogen.

Zijn hoofd was meestal gedekt met een ingedrukten hoed, welks rand er als een halve maan bijfladderde. Zijn jas, wanneer hij er een droeg, hing hem bijkans op de hielen en de achterknoopen zaten menigmaal een eind onder zijn rug. Zijn broek werd door één bretel opgehouden en het kruis van dat kleedingstuk zat dikwijls ter hoogte van zijn kuiten.

Gorakh gehoorzaamde, hoewel niet dan na nogmaals, als lagchend en als om Siddha te plagen, een paar mystische teekens met het blad in de lucht te hebben gesneden. Toen wierp hij 't op den grond, en men ging verder. Weinige oogenblikken later hing het ligchaam van den priester aan den tak van een alleenstaanden boom.

Want de hal hing vol van wonder licht Als rozegeur in puren brand, Dat straalde van Moeders aangezicht Op zoldering en wand. Want de hal was vervuld van licht geluid Als veler waatren ver gerucht. Zij hoorde den klank van veêl en luit Op de doorzongen lucht. Zoo stond onnoozele Beatrijs Verheerlijkt met Maria mee. Eén ademtocht. Der heemlen wijs Verging in 't lied der zee.

Met een ernstig gelaat was Javert een dog; glimlachend was hij een tijger. Overigens was zijn schedel laag, zijn kaken waren breed; zijn haar bedekte het voorhoofd en hing op de wenkbrauwen; tusschen de oogen lag voortdurend een rimpel, als een onheilspellende ster; zijn blik was somber, zijn mond dichtgenepen en vreeselijk, zijn geheel voorkomen gaf woeste zucht om te bevelen te kennen.

Hij vond zich zelf op den grond zitten met bebloede handen en lippen en groote stilte hing drukkend over alles om hem heen. Toen merkte hij een geestlooze stem vanuit het huis op: "Gee whizz!" "Hallo!" zei Redwood. "Hallo daar!" antwoordde de stem. En toen: "hebben jellui 'em?" Een besef van de plichten der vriendschap ontwaakte in Redwood. "Is meneer Bensington gewond?" vroeg hij.

Te huis komende vroeg hij Cosette: "Wilt ge uw kleed en hoed van vroeger niet meer dragen?" Dit had plaats in de kamer van Cosette. Cosette wendde zich naar de kleerkast, waar haar kloosterkleeding nog hing. "Deze plunje!" zeide zij. "Vader, wat zal ik daarmeê doen? O neen, die leelijke dingen draag ik niet meer. Met dat ding op 't hoofd heb ik veel van een oude schoonmaakster."

Brr! die vreeselijke menschen, die door booze geesten bezocht worden. Wat zou dat toch wel voor een groote hond geweest zijn, die zich in Sintrams tijd op Fors vertoonde. Hij had verschrikkelijke, vonkelende oogen en een lange vuurroode tong, die van uit den gapenden muil hing.