Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 10 juni 2025
De mysteriën zijn zeer oud en worden beschouwd als overblijfsels van pelasgischen eeredienst; een tijd lang door de helleensche godsvereering op den achtergrond gedrongen, herleefden zij vooral door den invloed der Orphici omstreeks het einde der 7de eeuw.
De porceleinfabrieken van Sèvres, onder het Directoire haar ondergang nabij, herleefden door zijn toedoen geheel. Den heer Oberkampf, directeur der prachtige fabriek van gedrukt linnen te Jouy, ging hij persoonlijk decoreeren met het ridderkruis van het Legioen van Eer. Het paleis van Versailles werd gerestaureerd.
De jonge meisjes voelden hun oogen vochtig worden, Ibarra scheen ontstemd en de jonge "loods" keek strak vóór zich uit. Plotseling hoorde men iets als een oorverdoovend geloei; de vrouwen en meisjes slaakten een kreet en hielden de ooren dicht. Het was de vroegere seminarist Albino, die met alle macht op de karbouwen-hoorn de Tamboeli blies. Het lachen en de opgewektheid herleefden.
Oude monumenten en godsdienstige literatuur werden bestudeerd; de taal en spellingsleer van lang vervlogen eeuwen herleefden en werden weer aangenomen en hoe meer dit voor het gros van het volk onbegrijpelijk was, des te meer maakte dit het mysterie juist nog heiliger. In de begrafenisgebruiken van dien tijd kwam de liefde voor het ouderwetsche duidelijk aan den dag.
In hem herleefden de gestorven geslachten der Nederlanders met de afgemeten gebaren, die zwegen en droomden en eeuwen van geduld stelden tegenover de koppige aanvallen van de verraderlijke zee. Dit is wel echt het karakter van den Hollander.
Hoe dikwijls heb ik haar een bloem geschonken, En werd met bloemen dan beloond of lonken, Die ze om mijn handen en mijn harte wond: Die bloemen, liefdegeurend na het sterven, Die, met het leven, geur en kleuren derven, Herleefden, dood, maar als vergeet-mij-nieten Wat zal ik nú nog blonde bloemen plukken? Mag ik ze niet meer op haar boezem drukken, Zoo mogen ze ongetinte vruchten schieten!
Tot haar gebied toch telde zij het kleine, met zeldzamen kunstzin begaafde volk der Grieken, welks edele scheppingen zelfs nu nog ons geslacht met bewondering vervullen en voor een deel nooit overtroffen zijn; zij zag dit volk politiek, ja, ten onder gaan, maar op cultuurgebied zijn schoonste lauweren behalen, daar zijn overweldiger zelf het voornaamste werktuig werd voor de verbreiding van zijn hoogstaande kunst en wetenschap over de geheele toenmaals beschaafde wereld; zij beleefde het, hoe een enkele maal haar kusten en eilanden onder één heerschappij, die der Romeinen kwamen, waardoor aan al die kusten de vaan des kruises geplant werd; zij aanschouwde met ontzetting de verwoesting van dit vermolmde en wankelende rijk door de blonde zonen van het Noorden, die het een ander, maar jonger, frisscher, nieuwer leven inbliezen; met onuitsprekelijke droefheid was zij er getuige van, dat het zegenrijke kruis bijna aan al hare kusten verdrongen werd door de troostelooze halve maan; maar ook met groote vreugde, dat het weer een rijk van haar gebied was, het kunstlievende Italië, waar oude kunsten en wetenschappen herleefden; ten slotte werd de halve maan allengs weder van hare kusten verdrongen, terwijl vooral in de laatste helft der vorige eeuw, Westersche beschaving en menschelijkheid de overhand verkregen.
Alle godsdienstaandoeningen, die zij ooit in haar leven had ondervonden herleefden in haar ziel. Zoû hij haar wel ooit genoeg zijn, hij Jozef? Zoû zij werkelijk ooit alles, haar God en heel haar zelf kunnen verlaten vóor hem alleen? Zou hij ooit het eenige kunnen worden, waaraan zij zich hechtte? Zou hij zoo bezit van haar nemen, dat al het andere haar niet meer aanging?
Terwijl ik mij nu gereed maak, dit laatste Geertje-artikel te schrijven, weet ik mij weer vol van weifelend dralen. Want er zijn boeken, die ons zijn als een huis vol van herinneringen, vol van ons zelf. En zoo voel ook ik mij nu als iemand, die een hem lang vertrouwd en lief geworden huis verlaten gaat. Dat, wat het zijne is, maar toch ook en hoe diep voelt hij dit! van het huis, waarin het zóó lang zijn mijmerend leven leefde, waarmee het één was geworden, is nu bijeen gehaald uit alle kamers en hoeken, en tot den uittocht bereid. Hij-zelf staat vol weemoed stil: zóó als het licht door die ramen viel en tot iets eigens in zijn tintenschakeeringen en schaduwverdonkeringen, van het oude huis èn van hem werd, zal hij 't nooit meer zien; het leven, wat hij hier heeft doorleefd, is voor goed voorbij.... Schimmen van menschen en verre herluidingen als echo's van lang verklonken geween en gelach verbergen zich nu in dit huis voor eeuwig en voor goed in vergetelheid, vóór de vréémde komt.... Ze herklonken en leefden nog in een heel teer leven en onwezenlijk schemerbestaan, zoolang hij hier was, om ze te zien en te hooren. Zij herleefden op zijn zwijgend en nauw-bewust-willend gebod.... De vreemde, die na hem komt, zal hen niet hooren en zien.... Het mooie huis, het zal ook om dien staan, en diens leven zal erin lachen en weenen.... Van het verstorven gelach en geween zal hij niets voelen.... En de heengaande [p.352] man voelt zich onrustig en gejaagd: zou hij niets van het zijne hebben vergeten? Maar plots glimlacht hij weemoedig en knikt, in begrijpen, tot zich-zelf: ach, niet de twijfel, of hij iets van het zijne heeft vergeten, maakt hem zoo onrustig, maar de zekerheid, dat hij moet achterlaten, wat hij nooit vergeten zal, die maakt hem onrustig!... Want er zijn dingen, die men niet meenemen k
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek