United States or Dominican Republic ? Vote for the TOP Country of the Week !


Hij had mij laten roepen om te vernemen, wat het opschrift: Inventaris der juweelen enz., toebehoord hebbende aan den Heer Hendrik Blaek en thans het eigendom zijner dochter Henriëtte Blaek, te beduiden had. Wat ik geantwoord heb, weet ik niet, maar ik weet wat het gevolg zal zijn, indien dit stuk geopend wordt: en de schande, die mij wacht, wil ik niet beleven.

"Ik heb reeds de eer van Mijnheer te kennen," zeide Henriëtte, met een zoo korte hoofdbuiging en op een zoo drogen toon, dat ik geheel en al van mijn stuk geraakte en kleurde tot achter de ooren toe. "Hoe! kent gij mijn neef al?" vroeg Tante, met verbazing: "en hoe is dat mogelijk? hij komt pas uit verre landen terug."

Maar zij waren reeds volkomen blasé op het punt van dat moois. "Ben je er niet héél blij mee!" vroeg ik aan den oudste. "Wel neen we!" antwoordde de jongste. Mijnheer Kegge wilde volstrekt met slaan van zevenen vertrekken, maar Henriette stond er op dat men niet gaan zou voor kwart óver zevenen. De charmante kwam nog eens aangedraafd en was charmanter dan ooit.

Neen, sprak hij, nadat het stopsel oppafte en het bruisend schuim over zijn duim kookte, neen, Henriëtte geloof mij. Als ik u op dat gebied in uwe onbezonnen grilligheid volg, weet ik dat het uit is met onze liefde. Zijn er sterker banden om mij aan u te binden, dan de banden des harten, waaronder ik thans geboeid lig? Wat zult gij beweren?

Mevrouw at veel, en Henriette weinig; maar men moet bedenken dat de laatste oneindig meer sprak; ook regelde zij de tafel, en droeg zorg, dat men de gerechten in behoorlijke orde nuttigde, niettegenstaande haar papa zich daar wel eens tegen bezondigde, en dan met een "allemaal gekheid" de fout verschoonde.

Te gelijk bespeurden wij dat het vaartuig op zijde ging. "O God!" zeide ik, Henriëtte aan mij vastklemmende: "indien ik u slechts kon redden." "Wij zijn in Gods hand," zeide zij met een onbeschrijfelijke uitdrukking: "en toch," voegde zij er fluisterend bij: "het is mij, alsof ik, met u zijnde, niets te vreezen had."

Lodewijk dient ook zijne verontschuldigingen te maken: hij heeft gewis wat onvoorzichtig gehandeld; doch, zooals hij zegt, hij lijdt er het meeste bij: want het zal geen kleintje kosten om het jacht weer in 't water te krijgen: en er zullen wel wat reparatiën aan moeten gedaan worden ook." "En verhaal ons eens," zeide Henriëtte, "hoe is het u verder gegaan?"

"Kind!" riep de heer Kegge haar toe, "vanavond ga je uit, hoor!" "En waarheen, papa?" vroeg Henriette. "Naar neef De Groot, hart! Op vergulden." "Op wat?" vroeg Henriette, wier aangezicht betrok. "Op koekplakken!" zei haar vader, "Sakkerloot, ik heb het in mijn jeugd ook gedaan. Vrijers, vrijsters, varkens, ledikanten, Adam en Eva, schepen, al den boel! "Weetje niet dat het haast Sinter Klaas is?"

Henriette was dien geheelen dag bijzonder aangenaam en lieftallig jegens mij; zij had allerlei zoete oplettendheden aan tafel, prees mij verscheidene malen in het aangezicht, en gaf mij zelfs bij het doorbladeren van hare teekenportefeuille, uit een open reden, een allerliefste teekening op rijstpapier ten geschenke.

"Nu Mijnheer Blaek!" zeide Tante: "gedane zaken hebben geen keer, en het beste is, dat wij alle verwijtingen maar daarlaten." "Te meer," zeide Henriëtte, "daar Lodewijk al genoeg gestraft is: want hij zal zijn jacht ook niet even gemakkelijk aan de overzijde van den dijk krijgen als het aan deze zijde gekomen is."