Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 14 juli 2025


Hier achter kwamen glimlachend een viertal jeugdige heeren, waarbij Hasman en d'Ablaincourt van de club ... O, mevrouw, dank u, ik ben zoo gelukkig van uw invitatie gebruik te kunnen maken. 't Doet me heel veel pleizier, mevrouw meneer ... Mevrouw van Wilden ... Mevrouw ... Meneer ... Dag, van Wilden, gefeliciteerd niet je verjaardag. Hoe gaat 't meneer Ster? Jozef, nog vele jaren hoor.

Hasman, die als een grappenmaker bekend stond, sprak zeer luid, een traan in zijn stem, van den anderen kant van de kamer, waar hij op een kanapee zat: Jongen, ja, jufvrouw, 't was heerlijk! U heeft me daar diep geroerd! Hasman was een eenigszins dikke heer, met een rooden snor. De blonde jongeling snapte zijn grap en wierp hem in al zijn verlegenheid een woedenden blik toe.

Maar al gauw werd het Jozef te bar uren achtereen in de duffe atmosfeer van de ziekenkamer onbewegelijk, stilzwijgend, hoorend allerlei vieze geluiden, met die doffe drukte om hem heen, te wezen. En hij ging wandelingetjes doen buiten, over de grachten, in de frissche lucht. Eens kwam hij Hasman tegen, die hem toch al een visite had gemaakt. Hasman wist hem meê te krijgen naar de club.

Zij zagen MathiIde en dan weêr beurtelings elkaâr aan. De heeren knikten goedkeurend. Hasman zeî zachtjes, dat Mathilde te opgewonden speelde. De oude heer Berlage kreeg het te kwaad van de warmte en keek naar de gaslichten, die aan zijn ooren sisten en in wier blauw middenpunt hij onophoudelijk nieuwe lichtspatjes zag blikkeren. Louis keek voor zich uit als een wezenloze.

Hij telegrafeerde om vier uur twintig aan zijn vrouw: "Ben verhinderd, kom morgen". Daarna ging hij bitteren in de club, waarvan hij nog altijd lid was gebleven, en dineerde met drie vrienden, Hasman, d'Ablaincourt en een officier, die hij, zoo als altijd, ook nu weêr in de club gevonden had, in het blauwe bovenzaaltje van café Suisse.

Dit alles in afwachting, dat Mathildes droefheid en ziekelijke afgetrokkenheid zoû verdwijnen. Ook kreeg hij 's middags wel eens bezoek van een club-vriend, D'Ablaincourt of Hasman, die een uurtje bleef praten en een glaasje port met hem drinken. Een enkele maal verscheen er een kantoorklerk, die iets te vragen had. Overigens kwam er niemant. Er waren weêr twee weken voorbij.

Aan een tafeltje, dicht-bij de deur, waar al drie jongeluî aan zaten, gingen zij ook. Bonsoir, Hasman ... Dag, Piet, hoe maak jij 'et? D'Ablaincourt! ... Zitten jullie hier al lang? Nee, even maar, we hebben koffie gedronken in Suisse. Was 't er vol? Nee, och God, niemant. Jawel, en Dobber van Rotterdam dan? Zeî Hasman. O, was die d'r ook? Die heb ik t'r gisteren gezien, zeî Jozef.

Haar gezicht bleef naar Jozef gekeerd, die haar ook wel aardig vond, en waagde Louis het even tegen haar te spreken, dan andwoordde zij kort en stuursch, en dat vond hij heel lief van haar. Waarom, dat wist hij niet. De menschen waren nu weêr aan 't praten. Hasman en D'Ablaincourt hadden een kennis aan mevrouw van Borselen voorgesteld, en deze drie vormden nu een kringetje om haar heen.

Op je aanstaande, Jozef! zeî een van de andere heeren, zijn glas in de hoogte. Blaas eerst de vlam uit, je zal je branden, riep een ander er tusschendoor, om een aardigheid te zeggen. Nou, en ik drink op Josephine! zeî Hasman. Nee, profaneer niet, zeî Jozef, je moet geen dingen met mekaâr in verband brengen, die niets met mekaâr te make hebbe.

Er werd ijs gepresenteerd: wit vanielje-ijs, als natte sneeuwballen in de ronde kelken gedrukt, rood framboze-ijs, wat meer koekiger en zoetiger. In de zomerige stilte, tusschen de kwijnende konversatie door, hoorde men het bescheiden happen van de monden. Hasman kneep zijn oogen dicht om dat het ijs zoo koud was.

Woord Van De Dag

staande

Anderen Op Zoek