Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 30 april 2025


Ik knikte toestemmend, en Halef vroeg verder, terwijl hij mij van ter zijde aankeek: Sihdi, gij houdt toch uw woord van die vijftig, u weet wel? Hij zal ze hebben, maar nu niet. En verdiend heeft hij ze, dubbel en dwars. Ik heb nooit begrepen, waarom gij hem zooveel meegedeeld hebt, ofschoon gij wist, dat hij het met onze vijanden hield. Dat deed ik met opzet.

De schoten knalden, en de kogels vlogen door alles heen, want ik kon door de beide gaten heenzien, daar er een vuur brandde. Zij hebben voor de deur een vuur aangelegd, zeide ik. Dat is voor ons zoowel goed als kwaad. Want nu kunnen wij hen wel zien, maar zij insgelijks ons. Hoe staat het met de kram? vroeg Halef. Dat willen wij zien. Ik stootte tegen het luik, en dat gaf mee.

Ik geloof niet dat er hier boven nog iemand zal zijn. zei Halef. Hier op de zoldering, neen, dat geloof ik ook niet, maar op het dak hier nevens, zullen er des te meer zijn. Die kunnen uit hun verdekte positie veilig op ons schieten. O wee! Dan kunnen wij er toch nog niet uit? Wij zullen het toch beproeven. Ik ga voorop. Neen, Sihdi, ik! Zouden wij u laten doodschieten? Wij u soms?

De beide herbergiers waren zeer verbaasd dat ik den hengst niet bereed, maar ik vond het voorzichtiger hun mijn beweegreden daartoe niet mede te deelen. Even buiten de stad stond Halef en naast hem Nebatja. Heer! zeide zij, ik hoorde dat gij ons gaat verlaten en daarom ben ik gekomen om u nog eenmaal de hand te drukken, hier waar niemand het kan zien.

God is groot! riep Halef, die naast mij stond uit. Ik was niet minder verbaasd, want ik had, als natuurlijk gevolg van zijn betoog, verwacht dat de Kodscha Bascha gevangen zou zijn genomen, en in plaats daarvan werd van mij geëischt dat ik den kaftan zou vergoeden.

Had ik niet in den draagstoel gezeten en geen verzwikten voet gehad, dan zou het den schurken misschien niet zoo gemakkelijk gevallen zijn, om ons in deze val op te sluiten. Allah! riep Halef. Daar is die oude bedrieger ons boven uit ontsnapt, en wij hebben hem laten gaan, zonder hem een kogel na te zenden, en we hadden er toch tijd genoeg voor! Dat is zoo, Heer!

Hij was blijkbaar niet erg nieuwsgierig, welken indruk deze dramatische uittocht maakte, want hij keek in 't geheel niet om, maar ging stil zijns weegs. De drie wrekers kwamen dadelijk weer bij mij. Het noodlot heeft hem hierheen gevoerd! zei Halef, terwijl hij zich over zijn baard streek en tevreden glimlachte. Wat zei de kerel wel, Sihdi, toen hij u zag? Ik vertelde het. Zoó'n brutale kerel!

Ik zag er van af om het gekwek van een kikvorsch na te bootsen, want ik was al gauw onder de belichting van het vuur, en daar ik rechtop stond, zagen de vrienden mij. Komt maar hier! riep ik ze toe. Ze lieten zich zakken, en toen was ik zóó moe, dat ik moest gaan zitten. Laten wij die twee snaken eens visiteeren, zeide Halef. Misschien hebben zij een en ander bij zich, dat ons van nut kan zijn.

Toen keerde de kleine dikke man den Hadschi zijn rug toe, stak zijn armen achteruit en zeide: Trek aan de mouwen! ik moet er uit! Halef pakte hem beet en hield hem vast.

Woord Van De Dag

rozen-hove

Anderen Op Zoek