United States or Botswana ? Vote for the TOP Country of the Week !


En een oogen blik later trad hij den salon binnen, waar de oude juffrouw Gillenormand reeds zat te borduren. Het was een zegevierende intocht.

Van dien tijd af was het toeval? zag zij hem schier iederen dag voorbijgaan. De kameraden van den officier bespeurden, dat in dien slecht onderhouden tuin, achter dat leelijke rococo-hek, een zeer mooi meisje was, dat er zich schier altijd bevond, wanneer de fraaie luitenant voorbijging, die den lezer niet onbekend is en Theodule Gillenormand heette. "Zie," zeiden zij tot hem.

Eenige uren zat zij reeds op haar stoel, toen de deur werd geopend. Juffrouw Gillenormand lichtte haar neus op; daar stond de luitenant Théodule voor haar en bracht haar zijn militairen groet. Zij slaakte een vreugdekreet. Want men moge oud, preutsch, devoot en tante zijn, het is toch altijd aangenaam een lansier in zijn kamer te zien. "Gij hier, Théodule!" riep zij. "Voor een oogenblik, tante."

Hij is dood, niet waar?" De geneesheer, in de grootste verlegenheid, zweeg. Gillenormand wrong de handen met een vreeselijken lach. "Hij is dood! hij is dood! Hij heeft zich op de barricade laten dooden uit haat tegen mij! 't Is tegen mij, dat hij dit gedaan heeft. O, bloeddorstige! Zoo komt hij bij mij terug! O, ramp mijns levens, hij is dood."

Zijn dienstboden gaf hij oorvegen, noemde ze beesten! en overlaadde ze met vloeken. Toch was hij soms buitengewoon kalm en rustig; en liet zich dagelijks door een barbier scheren, die krankzinnig was geweest en mijnheer Gillenormand haatte, wijl hij jaloersch op hem was, om zijn vrouw, een bekoorlijke coquette.

En zich eensklaps oprichtende, bleek, bevend, vreeselijk, met een gefronst voorhoofd dat straalde van toorn, stak hij zijn armen naar Marius uit en schreeuwde hem toe: "Ga heen!" Marius verliet het huis. Den volgenden dag zei Gillenormand tot zijn dochter: "Zend dien bloeddrinker alle zes maanden zestig louisd'ors, en spreek mij nooit meer van hem."

De portier wekte alleen Basque; Basque wekte Nicolette; Nicolette wekte tante Gillenormand. Maar men liet den grootvader slapen, meenende, dat hij de zaak altijd vroeg genoeg zou gewaar worden.

Bij den aanvang der ziekte, den slechten afloop vermoedende, schreef hij mijnheer de Gillenormand om zijn zoon. De ziekte was verergerd. Denzelfden avond van Marius' komst te Vernon had de kolonel een aanval van waanzin gehad; hij was, in weerwil van de pogingen der dienstbode, uit het bed gekomen en had geroepen: "Mijn zoon komt niet, ik ga hem te gemoet!"

Bovendien stond in dit huis, tusschen deze oude vrijster en dezen grijsaard in: een kind, een knaapje, steeds sprakeloos en bevende als mijnheer Gillenormand er bij was. Nooit sprak mijnheer Gillenormand dat kind anders dan op strengen toon en soms met opgeheven stok toe. "Hier, domoor, deugniet, kom nader! Antwoord, schelm! Zoo ge mij weder onder de oogen durft komen!" enz. enz. enz.

Of mijnheer uw vader daarbij was, weet ik niet... zoo ja 't spijt mij... des te erger." Op zijn beurt werd Marius nu de brandende kool, en mijnheer Gillenormand de blaasbalg. Marius' geheele lichaam rilde; hij wist niet wat te doen; zijn hoofd gloeide. Hij was als de priester die al zijn hostiën in den wind ziet strooien; als de fakir, die een voorbijganger ziet spuwen op zijn afgod.