Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 24 juni 2025


"Vooruit, beestjes!" riep Fulco, terwijl ook hem tranen van blijdschap en dankbaarheid langs de wangen vloeiden. "Vooruit, naar het slot te Heukelom!" Geroerd vouwde Gijsbrecht de handen en dankbaar sloeg hij de oogen ten hemel. Toen greep hij Fulco's hand, en zeide: "Goede, trouwe Fulco, hoe zal ik u ooit genoeg kunnen danken! O, Fulco, Fulco, wat ben ik gelukkig!"

"Doch onze paarden kunnen niet meer. De beesten zijn op. Kunt ge mij aan andere helpen en wilt ge de onze eene plaats in uwe stallen geven? Later ruilen we wel weer." "Zeker, zeker, waarde vriend, ge kunt geheel over mij beschikken. Kan ik nog iets anders voor u doen? Ge hebt maar te spreken." "Dank u," zeide Gijsbrecht opstaande.

"Neen, Edele Vrouwe," antwoordde Fulco ontroerd, "Heer Gijsbrecht leeft, hij is niet vermoord." "Leeft hij?" vroeg Bertha snikkende, terwijl zij hem onstuimig bij den arm greep. "Leeft hij, Fulco? O, zeg mij dan, welk lof hem heeft getroffen? Zeg het mij, Fulco, spoedig!"

"Maar hij is de roover, die...!" "Laat den man los!" gebood Gijsbrecht krachtig. "Wie of wat hij ook zij, laat hem los!" Aan dat bevel werd voldaan, zij het dan ook schoorvoetend. Vianen trad naar buiten, en Peer, die zich te Heukelom in het geheel niet meer op zijn gemak gevoelde, volgde hem met zeldzamen spoed. Nog nooit had hij zijn Heer zoo vlug bediend als nu.

Zoodra Vianen voor het zwaard van Heer Gijsbrecht bezweken was, had deze zich naar de plaats begeven, waar Bertha in den grootsten angst het einde van den strijd verbeidde, want niet zoodra had Gijsbrecht zich de monnikskap van het hoofd geschoven, of zij had haar dierbaren gemaal herkend.

"Ik ben klaar, Edele Heer. Volg me." Zoo snel mogelijk werd het paard van Heer Gijsbrecht in de breede aak overgebracht, wat met groote moeite gepaard ging, omdat de schimmel volstrekt geen lust in een watertochtje scheen te hebben. Maar pas waren zij daarmede gereed, of Fulco riep: "Stil! Hoor! Zijn dat geen ruiters, die ik daar hoor aankomen?" Allen luisterden. "Er is geen twijfel aan.

"'t Zijn goede paarden, dat is waar, maar het paard van Vianen had al een vermoeienden rit achter zich." "Ik vertrouwde de zaak al niet, zoodra ik dien brombeer het binnenplein zag oprijden," zeide Fulco. "Hij schijnt mij wel diep te haten," mompelde Heer Gijsbrecht. "Toch durf ik verklaren, dat ik hem niets in den weg heb gelegd.

En schoon Arent van Benscoep geen beter lot verdiende dan Willem van Zaenden ter wille van Gijsbrechts broederhart is het ons toch lief, dat Loef van Cleve den verrader nog heeft kunnen behoeden, en Gijsbrecht hem in veiligheid te Kervenheym wist. Maar weldra werd gijsbrechts toestand zelf hachelijk.

Terug!" klonk het van alle zijden, en men drong zich tusschen de twee ridders in. "Terug IJselstein, ziet ge dan niet, dat hier niet gestreden mag worden? Ziet ge dan niet, dat hij dronken is?" "Wat, dronken?" bulderde Vianen. "Ik dronken? Neen, ik ben niet dronken, maar hij is een lafaard. Hij durft niet!" Doch Gijsbrecht had het zwaard al weder in de scheede gestoken.

In dat geval hebben de andere ridders niet veel kans op den prijs. Hij is nog nooit overwonnen, naar ik hoor." "Volkomen waar. Jammer dat hij er zoo trotsch en prat op is. Ik wou, dat hij eindelijk zijn meester toch eens vond." "En dat die meester onze Heer Gijsbrecht ware," zeide Fulco. "Ha, wat zou ik lachen! Maar wie komt daar de poort binnenrijden?

Woord Van De Dag

muggenbeten

Anderen Op Zoek