Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 21 mei 2025
Doch, schoon men hem naar het Kasteel van Culemborch bracht, en aldaar in hechtenis hield dat van IJsselsteyn was daarom nog niet gewonnen: Bertrade, of Baerte, van Heuckelom, Gijsbrechts gemalin, was een kloekhartige vrouw, die den vijanden van haren echtgenoot zoo wel den intocht weigerde als hy 't zelf had gedaan.
En schoon Arent van Benscoep geen beter lot verdiende dan Willem van Zaenden ter wille van Gijsbrechts broederhart is het ons toch lief, dat Loef van Cleve den verrader nog heeft kunnen behoeden, en Gijsbrecht hem in veiligheid te Kervenheym wist. Maar weldra werd gijsbrechts toestand zelf hachelijk.
Wat is er geworden van het wonderstuk van Stalpaert en van Van Kampen? van dat Raadhuis, versierd door de kunst van Flink, van Bol, van Koning, van Stokkade, van Fidias-Quellijn, waar binnen elk schilderstuk, elk festoen, elk beeld, elk basrelief tot een zinnebeeld strekte in harmonie met de bestemming van de zaal, de galerij, het vertrek, waartoe het behoorde? dat Raadhuis, van waar de achtbare burgervaderen van Gijsbrechts stad,
Plotseling trad de grijsaard op hem toe en sloeg hem de armen om den hals. Snikkende borg hij het hoofd aan Gijsbrechts borst. "Arme, ongelukkige Heer!" fluisterde hij. "Ik ben het, ik, Fulco, uw dienaar. Ik kom u redden!" Maar Gijsbrecht trad achteruit. "Bedrieg mij niet, bedrieg mij niet, " smeekte hij. "O, vlei mij niet met iets, dat onmogelijk is. Gij, zijt gij Fulco?"
Aernout, Gijsbrechts partij kiezende, en mede breed opgevende van de grieven, hun door den Bisschop aangedaan, ontzegde zijn leenmanschap aan het Sticht, en nam in zijns broeders plaats het bevelhebberschap van Vreeland op zich.
"We rekenen op jouw voortreffelijke rozenzalf, Dodo," lachte Wouter, de jonge stalknecht. "Zoo lang we daar nog voorraad van hebben, hindert het niet veel." "Dat is waar, Wouter," lachte Dodo terug, "maar het zou toch jammer wezen van je mooien krullebol, als er daar een doorheen vloog!" "Jelui hebt goed grappenmaken," zeide de dikke IJsbrand, een van Heer Gijsbrechts pachters.
"Dat was een treurig einde," zeide Bertha zacht, terwijl ze Gijsbrechts hand vaster in de hare drukte. "Arme ridders! Zoover van uw vaderland te moeten sterven. Zou het waar gebeurd zijn?" "Ongetwijfeld, Edele Jonkvrouw!" antwoordde Fulco. "En zijn ze werkelijk nooit teruggekeerd?" vroeg de schildknaap. "Neen, Jonker, zij waren in den strijd tegen de Mooren gesneuveld, evenals zoovele anderen.
Dáár spreekt men nog van Dirken wægen, Gijsen skoit, Louen seun en Krijnen dochter, waar de schrijf- en spreektaal der stedelingen slechts Dirks wagen, Gijsbrechts schuit of Gijs z'n schuit, Laurens' zoon of Lou z'n zoon en Krijns dochter of de dochter van Quirinus kent.
Wel begonnen de muren te waggelen, wel was reeds de hoofdpoort tot puin ineengestort, maar nog altoos wapperde Gijsbrechts vaandel van den toren en nog altoos weerklonk het bij elken aanval van de muren: "Voor IJselstein en Bertha!" Maar die kreet, eerst zoo schrikwekkend in de ooren der vijanden, was langzamerhand zwakker geworden en klonk nu nog slechts als de echo van dien uit vroeger dagen.
Ik geloof, dat hij een eenig kind heeft, een jongetje van ongeveer zes of zeven jaar. Dat kind moesten we in onze handen zien te krijgen. Dan zou in elk geval Heer Gijsbrechts leven gespaard zijn." "Dat is een goed plan, Fulco!" riep Bertha uit. "Zoo moest het kunnen! Wat zou ik blij wezen!" "'t Zou een handige zet zijn," meende de Jonker. "Die Fulco weet, geloof ik, overal raad op.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek