Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 11 juli 2025
Toen liet de keizer het bevel uitvaardigen dat allen, die mij eenmaal gezien hadden weer naar huis terug moesten keeren en het niet moesten wagen voor de tweede maal te komen. Maar dat hielp niet veel, want de staatsambtenaren waren omkoopbaar en wie hun een flinke fooi gaf lieten zij door.
"Dus als je mij wilt aanwijzen, waar het is, kan ik je van het waardelooze voorwerp wel afhelpen." Na nog wat heen en weer praten haalde de kameeldrijver het horloge en den ketting van mijn man te voorschijn en kreeg daarvoor een kleine fooi.
Bedenk, wat gesproken is, toen uw begeleider ons met zijn zweep vermaande, om vlugger te zijn. Mijn geheugen heeft niet geleden; ik herinner mij ieder woord. Gij hebt een fooi verlangd, maar ik heb niets gezegd. O Emir, wat beklaag ik u! Uw hoofd is verzwakt! Juist uw zwijgen bewees uw toestemming van wat ik vroeg. Hadt gij de bakschisch willen weigeren, dan hadt gij dat duidelijk moeten zeggen.
Met de muzikanten voorop ging de stoet zingende naar het huis van den boer. Maar reeds in 1839 was, volgens den Gelderschen Volksalmanak, dit feest kwijnende. Het woord fooi heeft hier de beteekenis van "afscheidsmaal", die ook het Middelnederl. foy, voy bezat. Een nog oudere beteekenis is "reis, weg"; immers het woord heeft zich ontwikkeld uit het Fransche voie: "reis, reispenning, teerpenning."
De oude heer, in een fijnen pels gedoken, voegt er met matte stem bij: „’k Zal je een flinke fooi geven, als je gauw rijdt.
Tusschen ontbijt en lunch, evenals tusschen lunch en maaltijd, wordt een verfrissching aangeboden en 's avonds thee. Wat men verder verlangt, wordt verstrekt op een geteekenden bon, met het nummer der hut. Op bepaalde tijden wordt met den hofmeester afgerekend. Aan 't einde der reis bekomt deze een fooi, evenals de hutbediende en het Javaansche personeel en corps.
Opnieuw gingen wij aan het onderhandelen; thans over de fooi en wij kwamen overeen, dat we een franc zouden geven. Wij hadden dan nog drie francs over. Wederom stak ik mijn hand uit; de boer drukte mij die zoo stevig of wij oude vrienden waren. Omdat ik zijn vriend was, zou ik het drinkgeld niet vergeten. Dat was weder een halve franc.
Dat is niet zoo, Effendi! Hebt gij dan niet op hun paarden gepast? Ja, maar wij hebben den ganschen nacht in den regen gestaan en wij verwachtten een fooi; toen de mannen echter weggingen, waren zij ontzettend boos en beloonden ons met eenige geduchte klappen. Wanneer zijn ze weggereden? Toen het even begon te schemeren. In wat richting? Zij volgden den Uskuber straatweg.
Over whisten, omberen en trekjes redeneert hij met grondige kennis en niet zonder recht, want hij speelt fijn, uiterst oplettend en meestal zóó gelukkig, dat hij minstens de fooi van meid of knecht verdient; ’t hoort ook geheel en al bij zijn vak, want bij veel families wordt ’s winters, na ’t diner een kaartje gelegd.
"O ja, o ja, dank je wel! merci, precies! Wacht....!" hij haalt zijn portemonnaie te voorschijn, en geeft vol verrukking den koster een fooi: "Zeg eens Bik, na afloop dan laat je me even in de kamer hoor. Ik moet de familie mijn compliment maken. Ze zou het kwalijk nemen. Volstrekt! Zeg eens, heb jij gehoord om hoe laat....?" Maar Bik moet ginder zijn.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek