Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 9 juni 2025
Ik moet die ongelukkige menschen die hun vertrouwen op andere menschen gesteld hebben, nu zeggen dat ze alleen op God en hun eigen arm moeten bouwen. Ik dank u nog eens, en wacht uw order, waarheen ik u brengen moet." "Elias, uw bittere woorden gaan me ter harte, en brengen mij ook in twijfel. Wat zal ik u zeggen? Ik ben niet te midden van 't volk opgevoed, en ik ken misschien zijn behoeften niet.
Elias vertelde in enkele woorden het gesprek dat hij gehad had met het opperhoofd der toelisan's, doch sloeg daarbij diens weifelingen en bedreigingen over. Ibarra luisterde aandachtig naar hem, en toen Elias zijn verhaal geëindigd had, heerschte er een lang stilzwijgen, dat Ibarra het eerst verbrak: "Dus wenschen ze.....?"
Het langst bleven de hooge bergen Fairweather en Elias in het zicht. De eenmaal zorgvuldig vastgestelde indeeling der uren waarin gereden en die waarop gerust moest worden, werd streng in acht genomen. Er was niet ééne reden om haast te maken ten einde spoedig aan de Behringstraat te komen, en langzaam maar zeker mocht dus hunne leuze zijn.
Bij de komst van Elias en zijn gids richtten de mannen zich half op, doch op een teeken van den laatste stelden ze zich gerust, en vergenoegden zich met de loods, die ongewapend kwam, nauwkeurig op te nemen. De oude man wendde langzaam het hoofd om, en werd de ernstige verschijning van Elias gewaar. Deze sloeg hem onbevangen gade, vol droefheid en belangstelling.
De Donderaar Elias gaf ten antwoord: "O, lieve zuster, gij Beata Maria. Wisch deze tranen af van uw lieftallig gelaat. Indien wij deze schatten hebben verdeeld, zullen wij naar den divan tot onzen Almachtigen Schepper gaan. Tot Hem willen wij bidden, dat Hij in Zijn oneindige genade ons de sleutels verleene der Zeven Hemelen, om die er mede te sluiten.
Een man kwam te voorschijn uit het boschje en trad op hem toe. "Wat zal ik aan onzen hoofdman zeggen?" vroeg hij. "Zeg hem dat Elias, als hij niet eerder sterft, zijn woord zal nakomen," antwoordde hij droevig. "Wanneer zal je je dan bij ons voegen?" "Wanneer onze hoofdman meent dat het uur van gevaar gekomen is." "Dat 's goed, vaarwel!" "Als ik niet voor dien tijd dood ben," mompelde Elias.
Op zekeren avond zat Ben-Hur in Trachonitis met een paar van zijne Galileesche vrienden voor de spelonk, waar hij zijn hoofdkwartier had opgeslagen, toen een Arabische bode kwam aanrijden en hem een brief overhandigde. Hij verbrak het zegel en las: Jeruzalem IV Nisan. Een profeet is opgestaan, van wien men zegt dat hij Elias is.
Mijn vijanden vreesden zich te vertoonen en stelden alleen eenige ongelukkigen tegenover me, die me niet het minste kwaad gedaan hebben." Na een kort stilzwijgen, dat hij benutte om de gedachten te lezen op het sombere gelaat van den grijsaard, hervatte Elias: "Ik ben gekomen om u iets voor te stellen.
"Jawel, Crisóstomo!" antwoordde de jonge man op ernstigen toon, "een vijand, een man die redenen had om me te haten, Elias, heeft me uit de gevangenis gehaald, waar mijn vrienden me in opgesloten hadden." Op deze woorden volgde een droef stilzwijgen. Maria Clara liet het hoofd zinken, en liet moedeloos de beide handen vallen.
Instinktmatig richtte hij een blik naar 't vreemdsoortig getimmerte, dat daar opgericht was. Hij zag dat het gele mannetje hem eerbiedig groette, en een oogenblik strak naar hem keek. Met verwondering bespeurde hij Elias. Deze bracht hem met een beteekenisvol knipoogje in herinnering wat hij hem in de kerk gezegd had. De pastoor deed zijn priestergewaad aan en opende de plechtigheid.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek