Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 8 juli 2025
Wacht eens! Zet je pooten niet zoo binnenwaarts! een welopgevoed eendje zet zijn pooten buitenwaarts, evenals vader en moeder doen. Ziet eens! Zoo! Buigt je hals nu en zegt: Kwak!» En dat deden zij; maar de andere eenden in de rondte bekeken ze en zeiden tegen elkaar: «Kijk eens! Nu moeten wij nog het aanhangsel krijgen, alsof wij al niet talrijk genoeg waren!
En zoo ging het eendje dan heen; het zwom in het water, het dook met zijn kopje onder, maar door alle dieren werd het om zijn leelijkheid met minachting bejegend.
«Wat is er te doen?» zei de vrouw en keek in de rondte; maar zij had een slecht gezicht, en daarom dacht zij, dat het eendje een vette eend was, die verdwaald was geraakt. «Dat is een goede vangst!» zeide zij. «Nu kan ik eendeneieren krijgen. Als het maar geen woerd is! Dat zullen wij eens probeeren!» En zoo werd het eendje voor drie weken op de proef aangenomen; maar er kwamen geen eieren.
Het arme eendje wist niet, hoe het zich zou wenden of keeren; het was treurig, omdat het er leelijk uitzag en door al de anderen bespot werd. Zoo ging het den eersten dag, en later werd het al erger en erger.
Tegen den morgen vlogen de wilde eenden op en bekeken haar nieuwen kameraad eens. «Wat ben jij er voor een?» vroegen zij, en het eendje wendde zich naar alle kanten en groette zoo goed het kon. «Je bent verschrikkelijk leelijk!» zeiden de wilde eenden; «maar dat kan ons niet schelen, als je maar niet met iemand van onze familie trouwt!» Het arme beest!
De eend bekeek het eens. «Wat is dat een verschrikkelijk groot eendje,» dacht zij; «geen van de anderen ziet er zoo uit. Zou het misschien een kalkoensch kuikentje zijn? Nu, daar zullen we wel gauw achter komen; in het water moet het, al zou ik het er ook zelf induwen.» Den volgenden dag was het mooi, heerlijk weer; de zon scheen op alle groene bladeren.
De botanische professor schreef een lange verhandeling over de hemelsche plant, en daarvoor werd hij in goud beslagen, en dit verguldsel stond hem en zijn familie zeer goed; en dat was het verblijdendste van de heele geschiedenis; want de plant was verdwenen, en de koning bleef mismoedig en bedroefd, «maar dat was hij vroeger ook,» zei de schildwacht. Het leelijke jonge eendje.
Toen sprak Leentje: »Vogelbuit, verlaat je mij niet, dan verlaat ik jou ook niet.« »Nu niet, en nooit!« zei Vogelbuit. »Word dan een vijver,« zei Leentje, »dan ben ik het eendje dat er rondzwemt.« De huishoudster was nu aangekomen, en bij den vijver ging zij voorover liggen en wilde hem leeg drinken.
Er werd een groote jacht gehouden; de jagers lagen rondom het moeras; ja, eenigen zaten boven in de takken der boomen, die zich ver over het riet uitstrekten. De blauwe damp trok in dikke wolken in de boomen en ver over het water heen; de jachthonden gingen het moeras in. Plof, plof! het riet boog zich naar alle kanten heen. Dat was een schrik voor het arme eendje.
De vrouw schreeuwde en sloeg met de tang naar het arme beest; de kinderen liepen elkaar omver, om het eendje te pakken; zij lachten en schreeuwden! 't Was gelukkig, dat de deur openstond en dat het tusschen de takken in de versch gevallen sneeuw kon sluipen. Daar bleef het geheel uitgeput liggen.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek