United States or Laos ? Vote for the TOP Country of the Week !


SATURNINUS. Eed'le Patriciërs, hoeders van mijn recht, Verdedigt met de waap'nen mijne zaak; En medeburgers, volgers, echt en trouw, Bepleit mijn erflijke aanspraak met uw zwaarden. 'k Ben de eerstgeboren zoon van hem, die 't laatst Den Keizersdiadeem van Rome droeg; Laat dus mijns vaders eer in mij herleven, En krenkt mijn voorrang niet door dezen hoon.

VALENTIJN. 'k Volbracht uw last en heb uw brief geschreven Aan uw geheimen, nameloozen vriend; Ik deed het recht ongaarne, doch ik deed het, Alleen uit plichtsgevoel voor u, gebiedster. SILVIA. Dank, eed'le dienaar! 't Is een schrijversproefstuk. VALENTIJN. Geloof mij, jonkvrouw, 't ging mij moeilijk af; Want onbewust, aan wien het was gericht, Schreef ik als in den blinde, zeer onzeker.

PROTEUS. Weet, eed'le vorst, toch werd een plan gesmeed, 38 Hoe hij haar kamervenster zal beklimmen, En langs een koorden ladder haar gaan halen; De jonge minnaar ging daar juist op uit En komt er daad'lijk dezen weg mee langs; Zoo 't u behaagt, gij kunt hem licht betrappen.

Gij fluistert: "Balder" vreest zijn woede, Die eed'le god kent toorn noch haat, Wij eeren hier een minnaar, goede, Zijn dienst in onzer harten staat. De god wiens glans 't van zon moet winnen, Wiens trouw houdt eeuwigheden stand, Was niet voor Nanna door zijn minnen, Zoo zuiver, zoo tot gloed ontbrand?

SATURNINUS. Dank, eed'le Titus, vader van mijn leven! Hoe trotsch ik ben op u en op uw gaven, Zal Rome tuigen; en vergeet ik ooit Den minsten dezer nooit volprezen diensten, Vergeet dan, Rome, uw eed van trouw aan mij! Gevang'ne zijt gij thans, vorstin, eens keizers, Eens mans, die om uw rang en waardigheid U en al de uwen edel zal behand'len.

ANTIPHOLUS VAN EPHESUS. Zij sloot, doorluchte vorst, het huis voor mij, Terwijl zij binnen met schavuiten braste. 205 HERTOG. Een zwaar vergrijp! Zeg, vrouwe, deedt ge aldus? ADRIANA. Neen, eed'le vorst; hijzelf, ik en mijn zuster, Wij aten samen thuis. God straff' mijn ziel, Als hij mij daar niet gruwlijk valsch beticht.

ALLEN. Heil, Lucius, heil! heil, Rome's eed'le keizer! LUCIUS. Romeinen, dank! en, goden, hoort mijn beê, Dat ik genezing brenge en heil na wee! Doch lieve vrienden, gunt mij thans nog rust; Eerst eischt natuur van mij een zwaren plicht. Wijkt gij terug; maar, oom, treed nader, pleng Meê vrome tranen dezen doode. Ontvang

TITUS. Dank, Rome, gij hebt liefdrijk mij den troost Mijns ouderdoms behoed, mijn hart verblijd! Lavinia, leef; en overleve uw deugd Uw vader, al zijn roem, in eeuw'ge jeugd! MARCUS. Lang leve Titus, mijn geliefde broeder, Wiens zegepraal nu Rome's oogen streelt! TITUS. Heb dank, tribuun; dank, eed'le broeder Marcus!

Zong ooit een raaf zoo zoet, gelijk een leeuwrik, Die 't heilnieuws meldt van de opkomst van de zon? Van ganscher hart zend ik mijn hand den keizer. Vriend Aaron, helpt gij mij om ze af te houwen? LUCIUS. Neen, vader! neen, die eed'le hand van u, Die zoo, zoo meen'gen vijand velde, mag Geen losprijs zijn; de mijne is goed genoeg.