Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 10 juni 2025


O aarde, ik wil u meer met vocht verkwikken, Dat uit deez' twee verweerde kruiken vliet, Dan jonge April 't vermag met al zijn buien; In zomerdroogte drenk ik u; des winters Smelt ik met heete tranen u de sneeuw; Ik wek een eeuw'ge lente op uw gelaat, Indien gij 't bloed wilt weig'ren van mijn zoons. Eed'le tribunen! zacht gestemde grijsaards!

LAVINIA. In eer en vrede leve Titus lang; Mijn eed'le heer en vader, leef in roem! Zie, op dit graf kom ik mijn tol van tranen Ter plechtige uitvaart mijner broeders brengen; En pleng op de aarde, knielend aan uw voet, Mijn vreugdetranen om uw wederkomst. O zegen mij met uw zeeghafte hand, Gij, toegejuicht door Rome's beste burgers!

DEMETRIUS. Verraadt gij zoo uw eed'le meesteres? AARON. Zij is mijn meesteresse, dit ikzelf; De kracht is 't en de beelt'nis mijner jeugd; Dit schat ik hooger dan de gansche wereld; Kwam ook de wereld in verzet, dit hoede ik, Of veler bloed in Rome dampt er voor. DEMETRIUS. Dit werpt op onze moeder eeuw'gen smaad. CHIRON. Haar booze misstap maakt haar Rome's afschuw.

Versterkt gij mijnen aanhang met uw vrienden, Ik zal recht dankbaar zijn; en dank is mannen Van eed'le denkwijs steeds een eervol loon. TITUS. Gij volk van Rome en eed'le volkstribunen, Ik vraag uw stemmen voor de keizerskeus; Wilt gij die vriendlijk Andronicus schenken?

QUINTUS, MARCIUS. En zal het ook, of wij, wij volgen hem. TITUS. En zal het! welke booswicht sprak dit woord? QUINTUS. Hij, die het overal, slechts hier niet, staaft. TITUS. Wat! zoudt gij hem begraven en mij trotsen? MARCUS. Neen, eed'le Titus, slechts u bidden, dat Gij Mucius wilt vergeven, hem begraven.

Gij waagt het, zoo nabij des keizers slot Het zwaard te trekken en zoo luid te twisten? Ik weet zeer wel den grond van dit krakeel; Maar wenschte zelfs voor geen miljoen, dat de oorzaak Aan hen bekend waar', die zij 't naast betreft; En voor veel meer nog wilde uw eed'le moeder Niet zoo onteerd zich zien aan Rome's hof. Schaamt u, steekt op!

DROMIO VAN EPHESUS. 'k Heb een'ge merken op mijn bol van u, En enkele op mijn rug van de eed'le vrouw, Maar van u beiden saam geen duizend merken. Doch gaf ik, wat ik kreeg, u weer terug, Misschien waar' 't ras met uw geduld gedaan. ANTIPHOLUS VAN SYRACUSE. Van de eed'le vrouw? zeg, vlegel, welke vrouw?

TAMORA. Mijn eed'le gade, indien ooit Tamora Genade vond in deze uw vorstlijke oogen, Zoo hoor mijn onpartijdig woord voor allen: Vergeef wat is gebeurd, op mijn verzoek. SATURNINUS. Mijn gade, wat! in 't openbaar onteerd! En laf zou ik dit dulden, zonder wraak? TAMORA. Neen, neen, mijn vorst; verhoeden Rome's goden, Dat oneer u ten deele viel door mij!

SILVIA. 'k Ben geen gebiedster, zulk een dienaar waardig. 106 PROTEUS. Ik, eed'le jonkvrouw, ben te onwaardig dienaar, Dan dat uw hoogheid mij een blik vereer'. VALENTIJN. O, staakt dit spreken van onwaardigheid! Neem, eed'le jonkvrouw, hem als dienaar aan. PROTEUS. Mijn een'ge roem zal wezen, u te dienen. SILVIA. Geen dienaar derft zijn loon.

TITUS. Ik weet niet, Marcus, maar ik weet, zij is 't, Door list of hoe, dit moog' de hemel weten. Moet zij den man niet dankbaar zijn, die haar Zoo verre bracht naar hier tot zulk een heil? Ja, en zij zal wis vorst'lijk hem beloonen. SATURNINUS. Zoo, Bassianus, hebt ge uw prijs erlangd; God geve u vreugd, man, met uw eed'le bruid. BASSIANUS. En u met de uwe, vorst!

Woord Van De Dag

schapenhoedster

Anderen Op Zoek