Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 15 mei 2025


Johan Doxa noemde dat, zonder verdere uitlegging: Een slaapmutseken, Lieven, tegen de nachtmerrie en de beproevingen van den Antikrist.

Des nachts sliep hij niet en over dag liep hij het huis op en af, of drilde gichtig de Lage Stad omme. Moeder Doxa merkte alweer dadelijk het vreemde verschil en zij wist geen raad om haar pover kind tot een betere stemming te brengen. De moedelooze toestand van Johan brak uit in zonderlinge uitslagen.

Het was de verslenste broek van de eene of de andere barmeid, fijn-linnen broek, geheel behangen met kanten en strikken, wit was de kant en vieux-rose de linten. Johan Doxa deed zeer angstig in die broek. Zij viel in dicht geplooi en rijke lobben tot over zijne knieën en liet dikke braaien vrij die opbulten boven de lompe schoenen.

Mijnheer Sörge beweerde dat dit ivoor van een oud en zeldzaam soort was; maar mijnheer Doxa wilde niet bekennen dat hij het lijstje vervaardigd had uit een achttiendeeuwschen knop, welken hij bij een ruilebuiter van de Blaesstraat voor den prijs van een half dozijn broekgespen had aangekocht. Mijnheer Sörge was zeer in zijn schik.

Toen sliep hij vast in. De Kloosterklok was bezig met volle geluid als Johan Doxa wakker schoot. De cel was vol licht, alsof daarbuiten een liefelijke Lente gebeurende was. En waarachtig: door 't kleine raam zag Johan een stuk hemel heerlijk-blauw, bespot met witte krullende wolkjes en overstraald met zonnegeweld. Hij ging op zijn bedde staan en keek uit langs het venster.

En het werd hem ineens zoo droef te moede, zoo droef te moede, zoo eindeloos droef te moede.... Op een zondag-avond, na 't lof, lag Johan Doxa in zijne cel, op het nauwe ijzere bed. Het Klooster sliep. Johan lag met open oogen tusschen denken en niet denken. Was dat mijmeren? Was dat rusten? Voor de eerste maal sinds zijne aankomst bij de paters, lag hij zoo en glariede in de duisternis.

God vernedert mij uitermate, dacht ik. Zijn naam is gebenedijd." Het bleek seffens dat Johan Doxa zich aan geen de minste misdaad had vergrepen. Hij was wettig en kerkelijk getrouwd. Hij had dat zoo stillekens gedaan, en zijne neerslachtigheid, die daarop volgde, had geen andere oorzaak, dan dat hij 't over zijne tong niet kon krijgen om het aan Lieven te bekennen.

Zij kan 't niet gebeteren.... En misschien heb ik ongelijk ook?!.. Als het te hevig werd en de kinderen van Mevrouw Sikkel, op het andere verdiep, meehuilden in koor, drumde Johan Doxa de kamer uit en zakte stillekens de trappen af, de straten door, langs de Hooge Stad, op den dool tonneklinkend.

De bazin had het seffens heel druk en de baas, die groot en rood was, kwam al kouwend in het deurgat van de keuken staan, om ontzag in te boezemen. Dat jong gedoe deed zeer vroolijk, intrigeerde iedereen op goed val het uit, in hoog stemgegichel. Een blauw clownmeisje ging buigen over het peinzend hoofd van Johan Doxa en vroeg: "A wel! wat hei-je met uw peterselie gedaan, kalfskop?"

Toen sprak ze, met een zucht opnieuw, van het portret, en Johan Doxa, terwijl hij zijne blonde krullen schudde op zijn nek, en eene toenemende zekerheid den blik van zijne blauwe cherubijnoogen vastzette in zijn rond-vette aangezicht, zei nu, al wuivend met zijne korte armen ... eigenlijk zei hij nog in het geheel niets, maar hij wist wat hij zeggen moest en wuifde met zijn korte armen.

Anderen Op Zoek