Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 15 mei 2025


Hij kocht in den Grand Bazar een heel klein trommeltje, dat hij op Johan's buik met een rood touwtje hing en een rotelaar dien hij zelf den weg door hanteerde. Johan Doxa leunde op den arm van Anatole. Hij kreeg het tamelijk warm onder de nauwe venstergordijn en zijne armen spanden in de te korte mouwen van zijn frak. Zijne voeten en zijne beenen waren vrij koud geworden. Eens dacht hij aan Julia.

's Nachts hoorde men er vreeslijke geraamten rammelen, en 's morgens moest men naakt in zijn celletje staan en er zichzelf met knoestige riemen afranselen. Hij betastte zijn buikje als om het voor eeuwig vaarwel te zeggen, met een zucht.... "En wanneer vertrekt ge?" vroeg moeder Doxa. "Morgen vroeg." "Ha!... morgen vroeg." Beide verzonken in gepeinzen.

Hij was bang dat die zaligheid mocht ophouden, of dat ze hem mocht ontstolen worden, en hij wilde er mee wegvluchten. Hij zei: "Goedenavond ... Goedenavond...." En vluchtte inderdaad. Moeder Doxa was niet weinig gelukkig, als ze nu, in zijn zolderkamertje, haar zoon Johan hoorde zingen van den morgen tot den avond. Hij wilde haar echter niets van de heerlijke gevallen zijner liefde bekennen.

Een voortreffelijk berouw was blijkbaar het mystieke sieraad van zijne ziel, want het geweten van Johan Doxa was nu geleedelijk zoo rustig geworden, dat om het met een stoffelijk beeld uit te drukken zijne broek buiten alle verhouding te spannen begon. De zevenden dag besloot pater Hilarius zijn familiaire preek met een voorstel dat Johan in verrukking bracht.

Ergens ontmoetten ze, plots eenzaam, een blinden grijsaard, die zijn hond verloren had en woest-mompelend langs de gevels voortsukkelde. Ze waren hem al lang voorbij, als Johan Doxa ineens staan bleef en, met een dwazen glimlach: "Nu vind ik het half stuivertje", zei hij. Hij was er geheel blij om en hief het in de klaarte van een gaslantaren op. Hij voegde erbij: "Ik wist wel dat ik het had.

Een grijze ronde baard, wat stoppelig, omkleurde een mat gelaat waar grauw-groene oogen als dood lagen en dat alleen dan heel sterk bezield werd door den vorm- en schaduw-rijkdom van een geweldigen arendneus. "God zij met u," sprak pater Hilarius, "zijt gij Johan Doxa? Ik ben Hilarius." Johan keek onwillekeurig om. De stem scheen uit de muren te vallen.

Terwijl Johan Doxa bij een hoog raam aan het schilderen zat, kwam de pater-hotelier op geregelde uren met hem een praatje doen. Bij voorbeeld bracht hij hem een bruin-geboterd kipje en zei: "De pater-hovenier is nu met jacynthen bezig. Ik houd in het geheel niet van hem, Johan." "Ik hoop dat ge u vergist." "Ik houd niet van wat hij is, wil ik zeggen. Hij is een vrijheidschender.

Nadat hij de derde flesch geuze besteld had, viel hem plots in dat hij geen geld had. Dadelijk bekoelde echter het zweet, dat hem op het voorhoofd uitgebroken was als hij bedacht dat Anatole gauw aan zou komen. Waar bleef toch Anatole? Om tijd te winnen bestelde en dronk Johan Doxa nog vier flesschen.

Ik had mijne manuskripten en mijn linnen in een bruin pakpapier gewonden, en 'k hoorde den zenuwachtigen stap van mevrouw Doxa om en weer de houten kamer kloppen.

Mijnheer Lazare vreesde dat Johan Doxa, bij deze gelegenheid, meer slaapmutsekens zou aantrekken dan zijn hoofd dragen kon, en dat was iedermaal tot groot nadeel van dat hoofd, hetwelk des anderen daags dan op zijne schouders pijnlijk en zwijgend te vierhameren stond.

Anderen Op Zoek