United States or Belgium ? Vote for the TOP Country of the Week !


Op den gelijkmatig wijden soccus-tred, die hun nauwe gewaad verwijdde, het gazen geplooi telkens uit waaierde, met de houdingen hunner schrale efebe-armen, die bogen rechthoekig de ellebogen en uitspreidden de bejuweelde vingers met opgezette, héel-lange nagels, als vreemde vlinders of vogelvlerken, bezielden zij hunne uiterlijkheid tot een levend archaïesch beeld, dat wel af stak in het nieuw-Grieksche décor en vooral in dit modern Latijnsche Theater, maar dat, zag de toeschouwer alleen naar hen, hem ontroerde als een uiting van verfijndste en toch zuiver geblevene kunst.

Maar middenin, door een behaagziek geplooi van den hovenier, uit het hart der zilverige verzameling, kwamen storend de hardgroene bladen van een zeeui.

De oude vrouw sliep nog, 't hoofd in tweeën gesneden, strot zachtjes klagend in slaapzang, het leêren geplooi van den hals in wijde slurven gespannen. Het kindergeraas, heller doorschetterde den deurkier, omwaatlend het hoofd, toetrend in donkere hoeken. "Hei-je n'm?" "Stil nou!.... Hij glijdt 'r weer af... Nou zie 'k 'm heelemaal nie-meer." "Laat mijn 't dan doen!...."

Dan was haar wangengezicht licht, een beetje gehit door de haastigheid, en daarin doesde een klein rond neusje lodderig weg, tusschen een paar prikkelende oogjes die er steenkoolzwart uit boorden en boven een breed bloeienden mond, een paar slurpende lippen, omgeschulpt in hun geplooi, krullend tot twee donkere groefjes naar de hoeken, vaag onder het donsje van een teêr knapenkneveltje.

Het was de verslenste broek van de eene of de andere barmeid, fijn-linnen broek, geheel behangen met kanten en strikken, wit was de kant en vieux-rose de linten. Johan Doxa deed zeer angstig in die broek. Zij viel in dicht geplooi en rijke lobben tot over zijne knieën en liet dikke braaien vrij die opbulten boven de lompe schoenen.

Luid-uit jammerend, bang dat ze 'm zouen hooren, bang voor 't geloer der roode venster-oogen achter de boomen, liet-ie zich terugglijden zooals-ie gevallen was, smoorde-die z'n kokend-huilenden kop in 't geplooi van den arm.

Een djentelijk vuur van den dag trilde tusschen 't menig geplooi van de venstergordijn en viel helstralend op zijn rechterhand. En daarmee hoorde ze klaar bijzend, ginderbuiten, het luttel gerinkel van 't lied: Vliege vliege vleugeken, Dat beesteke gaat naar 't meuleken....