Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 5 oktober 2025
Zoo wijd de morgenstond beschaamt het nachtzeil zwart, Toont dat de gunste strekt van uw vaderlijk hart: Treedt ons met uw gericht niet altijd op de hielen, Werpt uwen bliksem niet op zoo veel duizend zielen: Wij zijn Dijn handen werk..... Aanschouwt dat heerlijk licht! Hoe blikt in 't sterflijk oog dit wonderlijk gezicht!
Terwijl ze den appel aten, hielden ze elkaar bij de hand en zeiden beiden: "Zuster, zuster, zuster mijn, Ik ben dijn en gij zijt mijn. Dijn mijn hut, dijn mijn spijs, Dijn mijn vreugd', dijn mijn prijs, Dijn mijn plaats in 't Paradijs." Toen kusten ze elkaar en zeiden godszuster tot elkaar.
De woorden 'mijn en dijn', die zaden van alle ellende, kennen zij niet. Zij zijn met zoo weinig tevreden, dat zij in zulk een groot land eerder overvloed dan gebrek hebben, en dus in de gouden eeuw schijnen te leven. Hun tuinen liggen open en bloot, zijn niet door heggen verdeeld en worden noch door muren beschermd noch door dijken ingesloten.
Onnadenkend begeerig en niet gedwongen door vrees voor een meester, die het 't gemakkelijkst vond alles maar te laten loopen gelijk het wilde, was hij ten opzichte van dien meester tot zulk eene volkomen verwarring van het mijn en dijn geraakt, dat zelfs St. Clare somtijds onrustig daarover werd.
O, du allerschoonste maagd, bekoorlijke Rosa! HET MEISJE. Wie sprak mijnen naam? HET BEEKJE. Engelinne, du hebs zoo dikwijls bij mijne frissche boorden zitten droomen. O, wees nu ook goedertieren genoeg ... buig dijnen zwanenhals over mij, dat ik dijn tooverbeeld ontvange. HET MEISJE; zij buigt zich over het beekje en beschouwt haar beeld in den gladden waterspiegel.
Dat deze toestand nog tot onzen tijd heeft kunnen voortduren kan, zoo al niet verontschuldigd, dan toch verklaard worden uit het feit, dat het mijn en dijn op het gebied van kunst en letteren nog niet zóó algemeen erkend is en nog niet zóó diep in het volksrechtsbewustzijn is doorgedrongen dan waar het stoffelijke goederen geldt.
HET MEISJE. Ik sprake het woord, vreesde ik niet den Heer te vergrammen. DE DUIVEL. O, du bemins mij niet, wreede Rosa. Du verblijds dij in mijnen dood. Zie, daar begint mijn hart te bloeden van smart: zie, mijn hoofd zinkt ter aarde.... Haastig, haastig, dijn reddend woord! DE ENGEL. Rosa, Rosa, spreek niet, ongelukkig maagdelijn! HET MEISJE. Zal hij dan hulpeloos sterven, mijn arme vriend?
DE ENGEL, haastig. Rosa, beslis over dijn lot; daar vóór u ligt een menschenbeeld, dat lijdt en zegt van minnepijn te sterven. In den hemel, op den hoogsten troon, zit een Godmensch, die dij zijne liefde geschonken heeft, die zijn bloed op den Golgotha bij stroomen voor dijne zaligheid heeft vergoten.... De DUIVEL. O medelijden, medelijden met mij! HET MEISJE. Ik verdwaal! Wat gedaan!
DE ENGEL. Rosa, du weets niet wie ik ben; en toch, van dijne geboorte tot heden heb ik dij nooit verlaten. Ik stond bij dijne wiege, en zond over dij den zoetsten slaap; dijne lieve droomkens waren bloemen, uit mijne hand over dijn beddeken gestort. Ik bestierde dijne eerste stappekens en wierp voor dijne voetjes de steenen uit het hobbelige pad des levens.
Zoo vraagt de ketel aan het water, dat uit de pomp vloeit: 31. Dribbel drabbel dribbelgat, Hwêr komst dou fen dinne? Ut de ierde, Swart forbarnde tsjettelkop. Hoogst merkwaardig is het gesprek tusschen weide en beek, dat zeer oud is en wijd en zijd verspreid: 32. Du kromme, du lange, Van waar komde gegangen? Ei du met dijn geschoren gat, Waarom vraagde mij dat? De Zeeuwsche vorm luidt: 33.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek