United States or Solomon Islands ? Vote for the TOP Country of the Week !


DE ENGEL. Du hebs dij in dijne eigene schoonheid verhoovaardigd. HET MEISJE. Du erkens dus ook, dat ik schoon ben? DE DUIVEL. Ha, ha, wel gezegd!

Aan dij dacht ik des morgens, des daags, des avonds en des nachts.... En du durfs mij vragen; hebs du dijne gezellinne niet vergeten? O, engellijke maagd, o, medelijden met mij, of ik sterf? HET MEISJE, verschrikt. Los, los! dijne handen branden als vuur, dijne blikken doorboren mijn hart.... O, beroof mij niet van mijnen zielevrede. DE DUIVEL. Altijd even koud!

DE ENGEL. Wel doets du, Rosa; eene star te meer zal daarom aan dijne lichtkroon in den hemel blinken! DE DUIVEL. Du hebs in dezen strijd gezegepraald, engel des lichts; maar niet zoo gelukkig zals du zijn in de tweede en beslissende worsteling. Beproeven wij de ziel op den steen der wereldlijke liefde. Tortelinne, ik bemin mijnen broeder zoo vurig en zoo teeder als du dijnen broeder bemins.

DE ENGEL. Zij is rein, du kans ze niet raken. DE DUIVEL. Welaan, wij zullen het beproeven! Du hebs de koude waarheid, ik de verleidende logen. Beginnen wij den strijd om haar? DE ENGEL, met droefheid en stil. O, du almachtige, verleen aan mijn arm schutskind de krachten om dezen laatste strijd te doorworstelen.

O vreugde! Lodewijk, goede Lodewijk! DE DUIVEL, in de gedaante van Lodewijk, met droef gelaat. Rosa, hebs du wel éénmaal aan dijnen ongelukkigen vriend gedacht? HET MEISJE. O dagelijks! Ik vergeet nimmer mijne kinderlijke vermaken, noch hem, die ze met mij zoo trouwelijk heeft gedeeld. Maar du Lodewijk, hebs du in de wijde wereld dijne kleine gezellinne niet vergeten?

DE BROEDER. Lief zusterken, daar hebs du de twee zoenen. DE ZUSTER. Vaarwel, broeder; zeg moeder, dat zij spoedig kome, en kom du insgelijks; vader zal ik in den hemel vinden en als gij beiden zult gekomen zijn, zullen wij te zamen zingen voor des Heeren troon. Vaarwel, daar slaat de engel zijne vlerken uit, ik stijg op met hem langs de baan des lichts! DE BROEDER. Dood!

Dezelfde, die mij troostte in mijne krankheid; zij is nu zoo treurig en zoo smartelijk.... DE ENGEL, met diepe droefheid. Rosa, hebs du gansch dijnen goeden vriend vergeten? Weets du niet meer, wie bij dijne bedsponde heeft gewaakt, om dijne smarten licht en dijnen slaap zacht te maken? HET MEISJE. Ik weet het nog en bemin dij immer; maar waarom is dijne stem nu zoo treurig?

O, du allerschoonste maagd, bekoorlijke Rosa! HET MEISJE. Wie sprak mijnen naam? HET BEEKJE. Engelinne, du hebs zoo dikwijls bij mijne frissche boorden zitten droomen. O, wees nu ook goedertieren genoeg ... buig dijnen zwanenhals over mij, dat ik dijn tooverbeeld ontvange. HET MEISJE; zij buigt zich over het beekje en beschouwt haar beeld in den gladden waterspiegel.