Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 5 oktober 2025
DE BROEDER. Rosa, laat toch die droeve mijmering dijne ziele niet overnevelen. Geniet in vrede de giften Gods. Neem deze roze, zij is dijn beeld en draagt dijnen naam; haar geurrijk hart verkwikke dijnen geest. DE ZUSTER, de bloem aanschouwende. Arme roze, waarom dij zoo vroeg van dijnen stengel gerukt!... Broeder, wat zal nu het lot der bloeme zijn?
«Gelukkige tijden," begon de Don, «en gelukkige eeuwen, die, aan welke de Ouden den naam gaven van den gouden tijd, niet omdat dit metaal dat in onze eeuw van ijzer zoo hoog gesteld wordt, zich toen zonder eenige moeite verzamelen liet, maar omdat zij die toen leefden deze twee woorden niet kenden: het mijn en het dijn."
Woont in hem niet het onsterfelijk eigenbeeld zijns Scheppers, de ziel? Zals du die hoogste gift van God miskennen, Rosa? Zals du ondankbaar worden? HET MEISJE. Neen, ondankbaar niet; maar ik verheug mij toch in de lichaamsschoonheid, door God mij verleend. DE DUIVEL, tot den engel schertsend. Engel des lichts, eindig toch den nutteloozen strijd; dijn pogen is ijdel.
Die eisch werd toegestaan: hy nam het ambt van middelaar aan, en, hoezeer de vrede, welken hy tot stand bracht, alles behalven eervol voor die van Brabant was, hy wees echter Wenceslaus Mechelen toe, tegen allen schijn van billijkheid, en tot verbazing van hen, die hem niet hadden hooren zeggen tot den Hertog: »Heusden mijn, Mechelen dijn;" woorden die van dien tijd af tot een spreekwoord werden, dat zoo veel gold als: »de eene dienst is de andere waard."
Broeder, ik voel mijne oogen verzwaren; onder de koesterende zonnestralen wilde ik slapen: het zou mij verkwikken. DE BROEDER. Leg dijn hoofd op het kussen, Rosa; ik zal blijven waken bij dijnen zoeten slaap. DE ZUSTER. Niet zóó, broeder.... het kussen aan de rechterzijde. Dáár moet immers des Heeren engel staan? Zies du niets gelijk eene zilveren lichtwolk nevens mij?
Zonne, op wie ik stare, Met oogen, onverzaad’lijk door uw schijnen...! Ik leve in ú, dijn’ daden zijn de mijnen: Ik prijs uw doen, alsof ’t het mijne ware. Geschiedt u leed, ik, wien het wedervare, Zal ’t keeren, want het alles moet verdwijnen, Wat niet een straal van vreugde op ú doet schijnen, En ’k wensch úw vreugde, opdat die mij verklare.
De engel is reeds dáár misschien? DE BROEDER. Neen, neen, zuster, heden zal hij nog niet komen. Verjaag die bedrieglijke droomen en leg dij stillekens met dijn vermoeid hoofd ter ruste. DE ZUSTER; zij legt het hoofd op het kussen en ontbladert gedachteloos de bloem op hare hand. Ontwaak mij, broeder, als ik te lang mocht slapen. DE BROEDER; hij zit neder voor zijne zuster en weent.
Vroeger te Rotterdam gehuwd met een sjouwerman, was zij, na diens dood, gedurende eenige jaren in verschillende gezinnen als schoonmaakster werkzaam geweest, evenwel zonder ooit ergens lang of vast te blijven. Hoogstwaarschijnlijk was dit te wijten aan haar weinig ontwikkeld begrip van het mijn en dijn.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek