United States or Solomon Islands ? Vote for the TOP Country of the Week !


Maar een schelle kreet klonk naast mij. Charmides! riep omzoekende Charis, als gek. Waar is hij gebleven? Waar is mijn bruidegom? Waar is mijn held, mijn prins, die uit den oorlog kwam in zoo aanbiddelijken vorm, grauw gevacht, langgeöord en zoo lieflijk altijd vocht van snoet, waarmede hij als muziek zeide mijn naam?! Wie is nu deze jonge man?! Ik ken hem niet en ik wil hem niet kennen! Waar is mijn Charmides in eens henen?! Waarom is hij verdwenen! Vader, broeders, neven, o wondermeesters, die hem mij pleegden, w

Twee arenden vlogen er over heen.... Toen boog ik mijn kop naar Charis. Zij sloeg juist de oogen op en zij riep, angstig: Mijn lief, waar zijn wij? Ik wist niet hoe haar te antwoorden, bang haar met mijn rauw gebalk te verschrikken. Maar zich richtende op de knieën, herhaalde zij: Mijn lief, mijn lief, waar zijn wij? En zij sloeg de armen om mijn nek.

Charis speelde vaak met mij en hare verwanten prezen mij, dat ik een zeer tamme ezel was. Want dikwijls liep Charis voor mij weg en moest ik haar achtervolgen en zij lachte als een kind en ik achtervolgde haar dan, hield mijn draf in, om haar langer van het spel te doen genieten en dan, eindelijk, haalde ik haar in en greep zacht tusschen mijn tanden den slip van haar sluier.

Plotseling keek de lieflijke Charis achter om, achter uit... Maar helaas, mij zag zij niet aan; zij zag nu slechts Davus en ik hoorde haar stem, zacht lachende: Wat wenscht die ruiter op zijn ezel? Edele jonkvrouw, o Charis! riepen de wachten en slaven; hij vraagt naar Charmides, Lyzias' zoon... Uit Epidaurus!!

En rondom verhieven zich hoog de witte amaryllis-kelken als blanke bekers van albast en alle de bloemen schenen de beginnende maneklaarte in hare diepe ontvankelijkheden op te vangen en stráalden, heilige tempelvaten gelijk.... En in dit gewijde prieel, achter, uit een witzuilige gang, trad Charis mij te moet. Twee maagden geleidden haar.

De zaal uit, een lange, vreemd kronkelende gang door, doolhof, gelijk aan het Labyrinth, waar Thezeus door Ariadne geleid werd om den Minotaurus te verslaan, gingen wij links, rechts, Charis wederom geblinddoekt en ik verloren in te-vergeefsche bespieding welke richtingen wij namen, links en rechts en wederom rechts en links.... Tot ik niet meer wist en mijn ezelkop mismoedig schudde.

En hare handjes streelden mijn kop, gleden mijn ooren langs, die zij wenschte heen en weêr te zien bewegen, het eene hoog-op, het andere hangende en dan weêr beurtelings het eene hangende, hoog-op het andere en zij lachte, hare lieve oogen diep in mijn oogen.... Zeg dan, vader, herhaalde Charis; waarom huwen wij niet? Om Menedemus stonden de wondermeesters, de broeders, de neven.

Maar ik schudde met mijn kop van neen.... Charmides!? Wat? Wil je een ezel blijven, wil je een ezel blijven om Charis! O, dwaze Charmides, die eenmaal een man was, verliefd op alle vrouwen en nu een kuische ezel is, wien zelfs geen simpele ezelin bekoort!

Zoo wij haar overreden wilden, zoû zij ons nooit gelooven! viel de tweede geleerde in. Zij is betooverd door Chersonezus! riep de derde. Pas op, o Menedemus, dat gij uw dochter niet doodt, door haar te willen overreden, dat deze ezel haar bruidegom niet is! En de neven om Menedemus klaagden tot Charis' broeders: Ach, onze Charis! Ach, onze liève Charis!

O Charis.... Onze namen, uit onze monden, klonken in een roep van liefde op. Onze roepende monden vonden elkaâr in den eersten kus, dien wij, maagd en man, elkander gaven.