Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 16 juli 2025
Den anderen dag, nadat ik een poos met Capi had geloopen om hem te eten en te drinken te geven, zoodat ik zeker kon zijn, dat hij geen gebrek zou lijden, maakte ik zelf hem vast aan den wagen, dien hij bewaken moest en Mattia en ik gingen naar het terrein van de wedrennen. Zoodra wij aangekomen waren, begonnen wij muziek te maken en dit duurde voort tot des avonds laat.
Wat Capi aan Zerbino mededeelde, verstond ik niet; want zoo al de honden de taal der menschen verstaan, de menschen kennen die der dieren niet; ik zag alleen, dat Zerbino niet naar rede wilde luisteren en erop aandrong, dat de drie stuivers vandaag nog zouden worden uitgegeven; Capi moest eindelijk wel boos worden en eerst toen hij zijn tanden had laten zien, gaf Zerbino, die niet heel dapper was, toe.
Wat u betreft, mijnheer Capi, gij zijt een oppassende hond; laat mij u den poot drukken. Terwijl de aap zacht kermend aan het bevel gehoorzaamde, reikte de hond fier en gelukkig zijn poot aan zijn meester. Laten wij thans onze zaken verder behandelen, begon Vitalis. Ik geef u dus dertig francs. Neen veertig.
Hij, anders zoo vroolijk, zoo dartel, zoo weerbarstig en altijd er op uit om ons een streek te spelen, was thans de rust en gehoorzaamheid zelve. Het scheen dat hij behoefte had, dat men hem vriendschap betoonde; hij vroeg die zelf van Capi, dien hij zoo vaak geplaagd had. Als een bedorven kind wilde hij ons allen bij zich hebben en hij was boos, als een van ons de kamer verliet.
Dan moet u heel veel betalen, mama, zeide de knaap, en hij voegde er toen iets bij in eene taal, die ik niet verstond. Arthur wilde uw diertjes van dichterbij zien. Ik gaf Capi een teeken, die terstond zijn loop nam en in de boot sprong. En de anderen! riep Arthur. Zerbino en Dolce volgden hun makker. En de aap!
Hij ging vooruit en ik volgde hem op de voet. Wij moesten Capi roepen, die op den drempel van de hut was blijven staan, met zijn neus in de richting van de plek, waar zijne makkers waren overvallen. Tien minuten nadat wij weder op den grooten weg waren gekomen, ontmoetten wij een wagen, waarvan de voerman ons mededeelde, dat wij na een uur gaans aan een dorp zouden komen.
Een hond van een koeherder zou haar tegen den neus zijn gesprongen, maar Capi, die een geleerde hond was, sprong tegen haar pooten op. Dit hield haar natuurlijk niet tegen; zij rende voort en wij haar achterna. Onder het loopen riep ik tot Mattia: "Stommerik!" En hij antwoordde, eveneens voortdravende: Je moogt me een pak slaag geven; ik heb het verdiend.
Ik beantwoordde dat compliment met een lofrede op Capi en verzekerde hem, dat hij in korten tijd alles kon leeren wat men wilde, ook dingen, die men gewoonlijk niet van een hond ziet.
Capi, die blijde was, dat hij Alexis terugzag, sprong aanhoudend tegen hem op en beet nu eens in zijn mouw, dan weder in zijn broek. Intusschen vertelde ik aan oom Gaspard, dat Mattia mijn vriend en mijn metgezel was, een goede jongen, dien ik reeds vroeger had gekend en dien ik thans weergevonden had en die mooier dan iemand anders op den waldhoren blazen kon. En dat is Capi? vroeg oom Gaspard.
Dat hebben we niet afgesproken, zeide Vitalis; gij moet mij al zijn kleedingstukken geven en dit zijn eenige lompen. Hij heeft niets anders. Als ik het aan den knaap vroeg, zou hij zeggen, dat het een leugen was. Maar ik wil daarover niet met u twisten. Ik heb geen tijd daartoe. Ik moet weg. Kom ventje, hoe heet gij? Rémi. Kom Rémi, neem nu het pakje en ga vooruit, Capi.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek