United States or Syria ? Vote for the TOP Country of the Week !


Het geviel toen, dat, terwijl ik wandelde langs eenen weg, waarnaast eene zeer heldere rivier stroomde, mij een zoo groot verlangen om te rijmen overviel, dat ik begon er over te denken hoe ik het aan zou leggen; en ik overwoog dat het niet passend ware over haar te spreken tenzij tot andere vrouwen in de tweede persoon; en dat wel niet tot alle vrouwen, maar alleenlijk tot diegene die lieflijk en edel waren en niet slechts vrouw . Daarop, zegge ik, sprak mijne tong, als vanzelf bewogen: "Gij vrouwen edel, die de Liefde kent". Deze woorden bewaarde ik met groote blijdschap in mijnen geest, mij voornemend ze tot begin te nemen; waarop ik, teruggekeerd in bovenbedoelde stad en na eenige dagen te hebben nagedacht, deze canzone begon met den bedoelden aanhef en in de volgorde welke men hieronder in hare verdeeling zal zien. De canzone begint aldus: Gij vrouwen edel, die de Liefde kent, Tot ù wil ik van mijn Meestresse spreken; Niet wijl 'k haar lof ooit te voleinden reken, Maar te verlichten 't overvol gemoed. Wen ik bepeins haar deugden zonder end. Brandt dus mijn hart dat 'k door mijn enkel spreken, Elk die me aanhoorde in liefde zou ontsteken, Hadde ik niet alle driestheid ingeboet. Niet zòò verheven dat ik vreezen moet Machtloos tot lager stijl te zullen dalen, Maar zòò zal 'k van haar lieflijkheên verhalen Als het bij h

Nadat deze canzone eenigszins bekend was geworden onder de menschen en dientengevolge ook een mijner vrienden haar had gehoord, voelde deze behoefte mij te verzoeken hem te zeggen wat Liefde is; wellicht omdat hij door de gehoorde rijmen meer verwachting omtrent mij koesterde dan ik verdiende.

Evenwel, veel van deze poëzie zal terecht als het doode rijmwerk van echte of wouldbe geleerden, theologen en moralisten beschouwd mogen worden en het valt niet te loochenen dat zelfs bij een Cavalcanti vele van zijn luchtiger en wereldscher sonnetten en balladen in den volkstoon hooger dichterlijke waarde bezitten dan b.v. zijn vermaarde, doch door duistere gekunsteldheid ongenietbare metaphysische canzone over den aard der liefde.

Deze canzone heeft twee gedeelten: in het eerste zeg ik, sprekende tot een onbepaald persoon, hoe ik door zekere vrouwen uit eene ijdele droomverbeelding werd gewekt en beloofde hen deze te verhalen; in het tweede zeg ik hoe ik hen dit verhaalde.

Het is de periode die opent met de reeds genoemde groote canzone "Gij Vrouwen edel, die de liefde kent" en het sonnet waarin hij spreekt van de ontwaking der liefde in het "edel hart". Dante's taal is nu oorspronkelijker en machtiger, zijn hart rustiger; hij begeert niet meer haar schoonheid, maar prijst alleen haar deugd en als Amor thans weer al zijn zinnen uitdrijft en hem geheel met de gedachte aan haar vervult, is hij niet langer verbijsterd, maar gelukkig.

Na deze canzone maakt Dante met volle bewustheid zijn kunst dienstbaar aan zijn hoogste gedachteleven. Ik zeg gedachteléven en niet gedachte-napraterij, waartoe de niet-denkende rijmer zoo heel gemakkelijk kan vervallen. Wat bij anderen geworden was of dreigde te worden woord-abstractie zonder meer, bleef bij hèm een levende werkelijkheid.

Van al hetgeen Dante over haar dood schrijft, wil ik alleen dit ééne stukje uit eene Canzone aanhalen: "Beatrice is heengegaan in den hoogen Hemel, In het Koninkrijk, waar de Engelen vrede hebben, En verblijft met hen; en u, vrouwen, heeft zij verlaten.

En dit is de canzone, welke begint: Altijd, eilaas! wanneer ik val aan 't peinzen Dat ik hier nimmermeer De Vrouwe weer zal zien die mij ontviel, Ziet zulk een heir van pijnen rondom grijnzen Mijn overdroeve ziel, Dat ik mijzelven vraag: "Waarom begeer Ik nog dit leed te dragen dat zoozeer Mij pijnt en tot een last maakt heel dit leven, Dat ik, vervuld van smart en vreeze groot, Aanroep den zoeten Dood, Of hij mij eindlijk rust en vree zal geven; Zeggend: O kom! zòò gaarn ben ik bereid, Dat ik nu elken stervende benijd."

Deze canzone zal ik, opdat zij beter begrepen worde, kunstiger verdeelen dan het andere hierboven staande. En daarom maak ik allereerst drie gedeelten: het eerste gedeelte is de voorrede van de volgende woorden; het tweede is het behandelde onderwerp; het derde is als eene dienstmaagd van de voorgaande woorden.

Ik zeg dat deze ongelukkige canzone drie gedeelten heeft: het eerste is eene voorrede; in het tweede spreek ik over h