United States or Tonga ? Vote for the TOP Country of the Week !


Den meester Guinizelli zelf ontwaart Dante op den Louteringsberg achter den vlammenboog waar zij die zich aan zingenot te buiten gingen worden gelouterd; Cavalcanti betoont zich zeer wispelturig in zijn aanbidding en het groote in Dante's eigen liefde is niet hare standvastigheid, maar Dante's worsteling ervoor.

En 'k wou dat Monna Vanna en Lagia en zij Die 't dertigst stond, voor altoos mochten varen Met ons door zelfden goeden toovnaars macht; En dat zij met ons spraken, dag en nacht, Van Liefde, en dat zij even vredig waren Als, dit geloof ik zekerlijk, ook wij. Dit sonnet is, evenals dat in § XXIV der Vita Nuova, gericht aan Guido Cavalcanti. Monna Lagia was de Vrouwe van den dichter Lapo Gianni.

Evenwel, veel van deze poëzie zal terecht als het doode rijmwerk van echte of wouldbe geleerden, theologen en moralisten beschouwd mogen worden en het valt niet te loochenen dat zelfs bij een Cavalcanti vele van zijn luchtiger en wereldscher sonnetten en balladen in den volkstoon hooger dichterlijke waarde bezitten dan b.v. zijn vermaarde, doch door duistere gekunsteldheid ongenietbare metaphysische canzone over den aard der liefde.

133 gingen wij voort tusschen de gemartelden en de hooge tinnen. Voortzetting van den zesden ommegang. Deze zang bevat de ontmoeting met Farinata degli Uberti, gedurende welke Dante ook wordt toegesproken door Cavalcante Cavalcanti, den vader zijns vriends Guido Cavalcante. 1 Voort gaat nu, langs het enge pad tusschen den wand der aarde en de martelaren mijn Meester en ik achter zijne schouders.

Aan hen, scherts ter zijde latend, antwoord ik, dat ik tot de uiterste grens van mijn leven mij niet zal schamen daarin genoegen te vinden, waarin Guido Cavalcanti en Dante Alighieri al bejaard en messire Cino van Pistoja al zeer oud een eer stelden, en het hoog schatten hierin behagen te scheppen.

De jonge dichter beoogde met de rondzending van zijn sonnet blijkbaar niet anders dan in den kring dier vermaarde troubadours te worden opgenomen. Wat hem gelukte, want van toen af werd Cavalcanti zijn "grootste vriend", de man die hem steeds aanspoorde zijn liefde hoog en rein te houden en op wiens verzoek, en zeker voor wien, hij zijn Vita Nuova heeft geschreven.

Deze drie dichters waren Dante's tijdgenooten en vrienden, zij kunnen hem hebben nagevolgd, ofschoon bij Cavalcanti, zijn ouderen vriend en raadsman en als lyrisch dichter geenszins zijn mindere, eer het omgekeerde mag worden aangenomen.

Cavalcanti, die schoon volgens zijn tijdgenooten zelf niet zeer standvastig in zijn minnedienst in een merkwaardig sonnet de rol van "vriend die mij mijn feilen toont" op zich neemt, verwijt Dante diens "verwerpelijk" leven na den dood van Beatrice scherp genoeg en vooral smartelijk genoeg om aan een reëele reden voor zijn verwijt te mogen gelooven, al mag men anderzijds ook aannemen dat Dante, evenals de meeste zelf-aanklagers, zichzelf zwarter afschildert dan hij eigenlijk was.

Maar zij van ziel zoo hol als een riet en die Salomo meende te evenaren, verstond de ware beteekenis der scherts van Fresco niet beter dan een schaap: Integendeel, zeide zij, ik wil mij zelf zien als de andere vrouwen en zoo bleef zij in haar stompzinnigheid en is nog zoo. Negende Vertelling. Guido Cavalcanti beleedigt in beleefde termen zekere florentijnsche ridders, die hem hadden verrast.