Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 1 mei 2025
"Sta jij daar te balken?" schreeuwde een ander op Reijmeringer toetredend. "Dadelijk stil en daar vandaan! Vooruit!" Met een gevoeligen ribbestoot werd de ouderling van zijn plaats verdreven. "Nou allemaal het gat uit!" "Allo, marsch!" "We zullen je dat gekwezel wel afleeren!" "De heele kamer leeg!" De vier mannen brulden en vloekten om 't hardst.
Buiten liepen de dronken lotelingen in drieste benden zingend over straat; het trekorgel schreeuwde en ze brulden woest hun vreugde of spijtigheid uit met schorre keel. Dille en hoorde het niet.
»Hier, menschen, hier; ik zal je helpen!" gorgelde het niettemin uit haar dorre keel in schrale, kort-uitgehijgde snerp-geluidjes. »Hoezee!" brulden de kerels en »Kees draai me een loer," de test aannemend, klopte het menschje op den rechter schouderschonk en zei: »Bedankt, ouwe! Nou mag je zoo meteen je eens lekker warmen, voor je moeite!"
En toen waren op eens zijne handen los, om den zakdoek te kunnen krijgen en toen rrrt! rrrt! rrrt! daar brandden één, twee, drie lucifers tegelijk en daar stormden de drie groote honden de trap op en brulden met eene stem, om van te beven: "Wat belieft Mijnheer?" "Helpt mij!" riep de soldaat, "grijpt den koning, grijpt de koningin, ze willen mij de prinses niet geven, en ik heb haar zoo lief!"
Maar toen hij er uit wilde klimmen, greep Bigrenaille hem ruw bij den kraag. "Neen, neen, oude snaak! na ons!" "Na ons!" brulden de bandieten. "Ge zijt kinderachtig," zei Thénardier, "wij verliezen tijd. De dienders zijn ons op de hielen." "Nu," zei een der bandieten, "laat er ons om trekken, wie 't eerst zal gaan." Maar Thénardier riep: "Zijt ge dwaas! zijt ge zinneloos!
Ik ontrukte op dat oogenblik aan den bezwijmden knecht de zweep, die hij nog in de hand hield geklemd en cirkelde met den langen geesel in de lucht, om mijn hoofd. Het was vreemd, maar ik geloofde nog niet aan heksen. Ik geloofde aan storm en aan vreeslijke stormvogels en aan reuzevleêrmuizen, zoo als ik er nimmer nog had aanschouwd, maar ik geloofde niet aan heksen. En ik poogde met mijn lange zweep de gedrochten mij van het lijf te houden. Ik voelde echter, dat ik dit niet lang zoû kunnen. Daarom wierp ik de zweep in den wagen en de afschuwelijke vleugels en vlerken sloegen mij om het hoofd, geeselden mij op hun beurt. Wat vermag echter een jonge, sterke man veél in de uiterste oogenblikken van bijna niet te begrijpen gevaar: wat een kracht hebben de goden den mensch in gegeven, kracht, die vertienvoudigd hem schijnt als een uiterste poging gedaan moet worden! Want ik, ik had de kracht mijn bezwijmden Davus op te tillen en hem in mijn mantel binnen in den wagen te werpen. De buffels, ook geslagen door de vlerken en vleugels, brulden van smart en wanhoop maar ik greep den voorste de leidsels en leidde hen in het rond om den driesprong heen. Ik voelde, dat ik óver den driesprong ter zij van het beeld, dat mij scheen te bewegen, te grijnzen, bezield te worden, in drie wezens zich te verdeelen! onmogelijk buffels en wagen zoû kunnen geleiden. Maar om den driesprong rond, even buiten den toovercirkel, die daar beschreven scheen, rukte ik de buffels voorwaarts, terwijl ik voelde, dat ik vooruit moest en niet achteruit den weg terug zoû kunnen gaan! O, hoe ik het betreurde niet ingewijd te zijn in de mysteriën van Eleuzis! D
En onbeschaamd, als thuis, wierpen de vrouwen het hoofd in den nek, en toonden de naakte stukken van hun keel en borsten, en lagen in de armen der mannen, vol en zalig, die, dronken als zij, bot lachten met den breeden mond, en haar bewuifden met takken van dennegroen. Maar woest opbonkend met de hoofden vooruit, schreeuwden en brulden zij dan hun hi, ha! hi, ha! en weg donderden ze weêr.
Hij was lang, lang, of er geen eind aan kwam; en uit alle wagens, uit alle raampjes, uit alle portieren hingen risten jonge mannen naar buiten geheld, die zongen en brulden, en armen zwaaiden en stampvoetten en schreeuwden, alsof zij allen wild-krankzinnig waren.
Toen wij boven op de rots kwamen, zagen wij een groote witte vlakte voor ons vol walrussen; de beesten speelden met elkander, en brulden van genoegen, maar niet van woede.
Bij Hèrklès!!! vloekten de jongens met plotse basstemmen van kerels, en de Prætorianen brulden om ze van het lachen en noodden weêr: Niet een kroes wijn, hier, een oogenblik, op de bank?? Maar zij hadden beiden beteren wijn gedronken in den draagstoel en haastten zich weg, dicht tegen elkaâr in de witte lacerna, de blonde koppen vlak bij elkaâr....
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek