Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 14 juni 2025


Breydel wist niet wat denken, hij trilde nog van toorn, maar de woorden van de ridder, die in de Vlaamse taal antwoordde en hem bij zijn naam kende, hadden macht genoeg om hem te wederhouden. Machteld had zich geenszins bij de verschijning van Breydel verschrikt; in haar dwaling overtuigd zijnde dat de zwarte ridder een harer schakers was, lachte zij met vreugde en riep: "Dood hem!

Op die wijze ging Breydel voort met zijn makkers te redeneren; er werd menig honend scheldwoord tegen de Gentenaren uitgesproken, totdat dit stuk ten einde zijnde, zij weer op een ander voorwerp het gesprek lieten vallen.

Hij herkende Deconinck aan deze woorden: "Dat er rustigheid en moed in uw harten zij, mijn gezellen! Niemand verlate zijn gelid! En gaat niet te driftig voort, opdat er geen wanorde onder u kome. Vooruit de derde schaar! Sluit op, de tros! Hopman Lindens, breek uw linkervleugel!" "Bij God!" riep Jan Breydel, toen hij bij Deconinck genaderd was. "Gij vermaakt u met schone oefeningen.

"Gij moet bekennen dat men onze heer Robrecht niet beter kon dopen, want hij is een waarachtige leeuw als hij het zwaard in de vuist heeft." Eer Breydel deze woorden geëindigd had, waren zij ter plaatse waar de zwarte ridder de schakers der maagd had bevochten; zij zagen de bebloede lijken op de aarde liggen. "Het zijn Fransen!" morde Deconinck nevens de baan voorbijrijdende.

Die roep bracht de woede en de wraaklust onder de ambachtslieden, die tot daar toe met verbaasdheid gewacht hadden, maar de Deken Breydel keerde zich tot hen en riep: "De eerste die zijn gelid verlaat, zij strengelijk gestraft!"

"Gij moogt doen zo als het u belieft, Mijnheer Breydel," antwoordde Gwyde. "Echter zijt en blijft gij ridder." "Welaan!" riep de Deken met blijdschap. "Dan ben ik de ridder met de bijl! Dank, dank, doorluchtige heer."

De oude Maceclier, die men om zijn slechte tanden bespot had, sprong op Brakels en hem met de handen bij de keel gevat hebbende, drukte hij hem zo vast tegen de stijl, waarop Breydel hem geworpen had, dat de ogen van de lijdende in zijn hoofd draaiden, want onder de nijpingen van de Maceclier kon de verrader niet meer ademen; hij ware weldra verworgd geweest indien de beweging, die hij om los te raken deed, van tijd tot tijd hem niet toegelaten had zijn benauwde borst te ontlasten.

Wie gedurende deze korte aanspraak het gelaat van Breydel gezien had, zou verscheidene aandoeningen erop bemerkt hebben: spijt, woede, droefheid verwisselden zich steeds in hem, en het was aan de wringing zijner vuisten zichtbaar dat hij tegen zijn eigen driften worstelde.

Breydel hield zijn mannen voor de deur van de Stadsvoogd, en verbood hun in huis te treden: hij omringde het kwartier opdat niemand zou kunnen ontvluchten, en hield zelf de wacht voor de ingang der woning van De Mortenay.

Dewijl er in sommige huizen meer Fransen dan men er in zo korte tijd kon doodslaan geherbergd waren, hadden velen de tijd gehad om zich te kleden en om de wapens in de hand te nemen; en dit wel bijzonderlijk in het kwartier waar De Chatillon met zijn talrijke wachten gehuisd was . Niettegenstaande de woede van Breydel en zijn mannen waren er omtrent de zeshonderd Fransen in dier voege bijeengeraakt; velen die, alhoewel gewond, de slachting ontlopen waren, begaven zich uit de andere straten naar de Snaggaardsbrug en kwamen het getal der vluchtelingen zodanig vermeerderen dat zij, eindelijk tot bij de duizend sterk geraakt zijnde, besloten hun leven duur te verkopen.

Woord Van De Dag

verduldige

Anderen Op Zoek