Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 14 juni 2025
Maar om Gods wil, Mijnheer, laat mij toch zo niet als een geslachte os op de grond liggen of moord mij op staande voet. Ik zal mij geduldig laten leiden ..." Zonder hem los te laten, en op bevel van De St.-Pol, deden de soldeniers Breydel opstaan, en men bracht hem met alle voorzorg aan de deur.
Op hetzelfde ogenblik en met dezelfde stilte stonden de wevers en beenhouwers, met enige andere ambachtsgezellen in de Vlaamsestraat. Deconinck en Breydel wandelden alleen op een kleine afstand der scharen, en vormden het ontwerp volgens hetwelk zij wilden te werk gaan.
Een laatste doodskreet klonk door het woud en de Fransman sloot de ogen voor eeuwig toe, terwijl zijn leden stuiptrekkend beefden. Met een nijdige lach bracht de Vlaming zijn mond bij het oor van het levenloze lichaam, en sprak spottend: "Ga, en zeg uw meester, dat het vlees van Jan Breydel voor geen raven is het vlees der Vreemden is beter aas voor hen."
Breydel vatte de oude Maceclier bij de schouders, en rukte hem Brakels weg, roepende: "Besmeur u niet met het bloed van de verrader. Hij is te verachtelijk, anders zou hij reeds door mijn handen gestorven zijn." "Neen, bij God!" riep de Maceclier, zijn bijl opheffende. "Ik wil mij aan dit spel vermaken. Men wint een plaats in de hemel, wanneer men een landverrader doodslaat.
Breydel nam de hanaps met een dankbaar teken uit de hand van de soldenier en sprak terwijl hij dezelve aan zijn lippen bracht: "Dit zij op uw gezondheid en geluk in de krijg!" Nochtans zodra enige druppels van de wijn hem in de mond gerezen waren, plaatste hij de beker met afkeer op de tafel. "Wat duivel, gij schrikt van de edele drank? Dit zijn de Vlamingen niet gewoon," riep Leroux lachende.
Jan Breydel sprak nog enige stille woorden met Deconinck en verliet hem vergenoegd. Bij het naderen van hun Deken openden de wevers hun scharen en ontdekten zich eerbiediglijk het hoofd. Zij gingen allen in het Pand na hun meester.
Intussentijd waren enige wachten genaderd en hadden de Deken der beenhouwers bij de kraag gevat: een andere ontvouwde reeds de koorden die hem moesten binden. Breydel had zolang hij sprekende was, weinig acht op deze bereidingen gegeven; maar zodra hij zijn gezicht van de Leliaards getrokken en op de wachten gestuurd had, kwam een doffe zucht als het geloei van een stier uit zijn borst.
Hierna verlieten zij het Pand en sloegen elk de weg in die hen naar huis moest leiden. Pieter Deconinck ging alleen en vol bedenken door de Oudezakstraat, om zich bij zijn vriend Breydel te begeven. Hij voorzag de pogingen die de Leenheren doen zouden om hun heerschappij over het volk te herwinnen, en dacht aan de middelen die zijn broederen voor de slavernij moesten bewaren.
De geneesheer kwam met Breydel in de zaal, hij groette de zwarte ridder met eerbied en ging zonder spreken tot bij de kranke maagd. Nadat hij de gewone onderzoekingen gedaan had, verklaarde hij dat de Jonkvrouw ten spoedigste moest gelaten worden, en gaf haar vervolgens een vlijmsteek in de ader van de linkerarm, terwijl de twee Dekens haar op het bed gevestigd hielden.
Dit was zo spoedig voorgevallen dat er reeds veel gesneuveld waren eer Jan Breydel, die met zijn ambacht in het diepe der straat stond, het gevecht kon bemerken. Een beweging, op bevel van Deconinck uitgevoerd, deed de gelederen opengaan, en stelde hem de toestand en het gevaar der wevers voor ogen.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek