Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 23 mei 2025


Scheef is de poorte van oudheid, geweken: zaâlrugde 't dak van de schure; overal stroo op de zwepingen zit er gesteken; vodden beveursten het huis en den stal. Boven die vodden zijn blommen gesprongen; onder die vodden zit volk en gezin; blommen van vrede, zoo ouden, zoo jongen, blommen van buiten en blommen van bin.

't Wil 'n naakt hoekje van de kist zien. Nou praten ze zachies over de kransen, over de blommen. Allee! Hoert! De lijkwagen trekt 'n endje op. De eerste koets rolt voor. De nieuwsgierige massa duwt en dringt om de bloedverwanten te zien, te kijken wie of d'r nou 't meest huilt, wie of d'r 't bleekst is.

Ze dwalen een heel end ver, somtijds wel tot Heemstede of de Glip af, maar strijken 's namiddags, onder een kruik bier en een bosje scharren, aan de Groene Valk of in den Aalbessenboom neder, om met de laatste schuit naar Amsterdam te vertrekken, terwijl intusschen de toegeknoopte kinderluur van knapzak tot een korfje is omgeschapen, om "blommen" in thuis te brengen, die drie weken lang in een aarden melkkan zonder oor, in een klein winkeltje, of op den bovensten trap van een kelder, hier zonder licht, en daar onder den frisschen adem van een stinkend riool, het geluk en den rijkdom zullen uitmaken van iemand die garen en band verkoopt en tevens besteedster is, of van iemand die turf en hout slijt en tegelijk uit werken gaat.

't Leeft overal entwat: 't zij op, 't zij onder 't vloeien der waters; op de veurst gezaaide blommen bloeien; de pannen, levenloos 'n zijn zij; noch in 't stroo van 't schamel dak en weunt het schamel blomke noo.

Vaart wel dan: ik ontgeef 't mij, en 'k wil weten dat ik verre ben bij u voortaan ten onderen; gij hebt, o haan, den prijs behaald, kraait koning nu, en zegepraalt, en laat mij zwijgend wonderen! Alre creature sake ende yersticheit. o Wilde en onvervalschte pracht der blommen, langs den watergracht! Hoe geren zie 'k u, aangedaan zoo 't God geliefde, in 't water staan!

Dese blommen door haeren sterken ruek lokken de byen, soodat sy veel vlyegen, maer weynig honingh bekoemen, en haer seer vermoeyen, en daerom wiederkeerende naer huys, moeten sy eeten en syg versterken, sullen sy aerbeyden. Daerenboven is dit den tydt, dat de byen de meeste jonge byen bekomen, die ock moeten eeten.

'k En rieke, alwaar men lieflijkheid van zalvende olie toebereidt, geen' aangenamer' roken als die, des zomers, vroeg en laat, daar 't distelt en vol blommen staat, de distelblommen stoken. Aanschouwt, op de oude toppen, hoe 't gevlugde zaad omhooge woedt, en waait voor alle winden, om ievers, daar 't geen ziele en zag, den vrijen hergeboortedag, onsterflijk, weêr te vinden.

'k Zie geren, in de hoven, uw' peren groot, de zonne zitten stoven, al rijp en rood; maar 'k zie wel nog zoo geren uw blommen staan, de perels van de peren, eer ze opengaan. VOETNOOT: 1 Beluik = besloten ruimte. „'k Zie-'t!” zoo vliggert, vlug te vlerke, recht den torre in van de kerke, daar ze is nest aan 't bouwen!... „'k zie-'t!” piept de spreeuwe, en anders niet.

Hij bloeit en staat in 't wit getooid, langs alle kanten één vlage blommen duikt zijn' takken, scheef en krom; de bietjes zie'k er zog van zuiver zeem in zanten , de blommen in en uit en uit en in, weêrom. Bloeit helder, helder op, o boom, en luide pralen laat al uw lief gewaai, deur dikke en dunne.

Meiske, meiske, meiske snel, op uw bloote voetjes, melk aan 't dragen, wacht u wel: zoetjes, zoetjes, zoetjes, mijdt u, meiske, en hoort gij iet, vóór u, maar niet omme en ziet! 2 Treedt. Gevlerikt, na der vliegen aard; gereesemd , al omleegewaard; eenvervig, en van goude fijn, des goudenregens blommen zijn.

Anderen Op Zoek