United States or Saint Vincent and the Grenadines ? Vote for the TOP Country of the Week !


Scheef is de poorte van oudheid, geweken: zaâlrugde 't dak van de schure; overal stroo op de zwepingen zit er gesteken; vodden beveursten het huis en den stal. Boven die vodden zijn blommen gesprongen; onder die vodden zit volk en gezin; blommen van vrede, zoo ouden, zoo jongen, blommen van buiten en blommen van bin.

Smerig boerenvolk! schold hij, met al hun vrouwengetrek, dat ze nog wisten wien ze vermoorden! hadt gij er maar wat meer van gekregen! Wat heb ik daarin te zien? Odo stond te lachen met den armen kerel en toen eerst voelde hij die vochtigheid en warmte in den hals en de hand waarmede hij tastte zag hij klaar bloed. Hij grolde zijne woede uit en zijne onmacht. 'k Ben gesteken!

o Zomer!... Ik zal eens ook Adams zonde boeten, gevallen en verdord in 's winters grafsteê, moeten; maar, 's levens geest, dien Gij gesteken hebt in mijn gestorven longen, dien zult gij mij voor goed niet laten afgedwongen, die 't graf ontreest! 2 Geworden. 3 Zich voegen bij. Met uitgestroopten arm, ten halven afgeknuist, wie staat er daar, en steekt eene onbestaande vuist ten hemel?

Zo is 't dat ik een linnen kleed bij mij genomen hadde, hetwelke ik aandede, waarvan ik de zakken uittrok, en dede daar tien of twaalf peeren in, dat zij het voor hare oogen zagen, ende ik zeide tegen het volk: Deze peeren zal ik half op-eeten, opdat gij luiden niet en zegt dat ik de peeren in den grond gesteken heb.

En op den boom ging het vogelken weer aan den gang met zijn droevig liedje: Mijn moeder heeft mij vermoord, Mijn vader heeft mij geëten En mijn zuster heeft mijn' beentjes al' Onder den noteboom gesteken. En zie, daar viel uit de lucht een schoon blauw satijnen kleed vlak vóor de voeten van het meisje. Met een popelend hartje raapte zij het op en stormde er mee binnen.

Als ik maar wist wie 't gedaan heeft! Maar weten zal ik en de snotbek zal het bekoopen! Van den avond nog moeten ze 't boeten, van den avond! Hij tierde zijne woorden luide uit in de lucht en hij stampte op den grond en snokte nijdig zijn peerd dat achteruit trappelde. Van den avond moet ik weten wie mij gesteken heeft. We zullen zien wie er den boer van den Hoogen Doorn durft te keere gaan!

En plotseling was daar een vrouw, die akelig huilde; een vrouw, niemand wist waar-vandaan gekomen, halfnaakt in gescheurde lompen, met een schreiend kind op den arm en die snikte: Ze zijn te Leuverghem; z'hèn mijne man vermeurd en ons huis in brand gesteken! Ze komen noar hier! Ze komen! Ze komen! Eerst was er een kort oogenblik als van geconsterneerde stilte.